2 De ongenaakbare

I

Geweld is latend aanwezig. Zeggen dat je geweldloos bent is niet meer dan het aanbrengen van een beschermende laag om je ervan te weerhouden geweld te gebruiken.

Het vervaardigen van het explosief is als een sacrale ceremonie: de onderdelen worden keurig gerangschikt en op volgorde van assembleren klaar gelegd. De documentatie, voor zover nodig, ligt klaar ter raadpleging en de omgeving is secuur afgesloten van de buitenwereld, om interventies te voorkomen.

De samensteller is zich bewust van zijn taak en de missie waarvoor het projectiel gebruikt gaat worden, dat is een vereiste. Indien de samensteller niet weet wat het doel van het explosief is, mag hij het niet assembleren. Zodra de samensteller op de hoogte is gebracht en instemt met de ideologie, als wel het doelwit kan hij aanvangen.

Er is een keuze voor het gebruiken van geweld.

De onderdelen worden stuk voor stuk nagekeken op mankementen, onregelmatigheden,

en samenstelling. Het gereedschap dient schoon en compleet te zijn. En de werkbank vrij van alles dat kan afleiden.

Het is brein is begonnen, de handen maken het af.

De beraming is een der belangrijkste elementen van de aanslag. Alles hangt af van de betrouwbaarheid van het onderzoek en de aangeboden feiten, spreken in waarheidsgehalten bestaat niet. Het doel wordt bepaald op basis van het onderzoek en inzicht van het brein. Een brein is het centrum van de cel, waar ook de samensteller onderdeel van uitmaakt. De cel bestaat uit verschillende elementen. Zoals gezegd, het brein, daarnaast de assistent, de leverancier, de samensteller en de aanslagplegers. Als naar gelang de grote van de cel worden daaraan soms nog de architect, de controleur en ... aan toegevoegd.

De grote onbekende is de opdrachtgever.

(...)

II.

De ongenaakbare. Geen droom zo goed als zelf bedacht. Leunend tegen de koude stenen muur, een sigaret in een mondhoek, minzaam in zichzelf lachend en toch alert, want elk moment, handen nonchalant in de zakken, vingers spelen met kleingeld of aansteker, misschien een propje papier waarop, in onleesbaar handschrift, een telefoonnummer staat gekrabbeld. Geen hoed, vooral geen hoed, dat is verdacht, geen baard ook of snor. Een zonnebril mag, op het voorhoofd of op de punt van de neus. Een hand slaat as van de broek. De voet schuift as van het trottoir.

In ene is hij bewegingloos, ogen gefixeerd op de voordeur van een huis waar iemand naar binnen wil gaan. Ogen nemen waar, de hersenen registreren kenmerken, onverwachte veranderingen of berekende gebeurtenissen, soms een tegendraadse gedachte, die terug duikt in de massa van woorden, beelden, geluiden, om opnieuw gedacht te worden en gedacht te worden.

De tegels van het trottoir wiebelen, op een moeras bouwen geeft problemen.

De deur opent. Een jonge vrouw stapt in de deuropening, iemand praat tegen haar vanuit de huiskamer, ze kijkt achterom en roept iets terug. De persoon voor de deur kijkt gelaten naar het tafereel en overhandigt haar een pakketje. Hij zegt niets.

Zijn ogen registreren: grijs kort jasje, zwarte pantalon, glimmend zwart leren schoenen, zwart haar, kortgeknipt, twee dagen baard, de grauwe wallen in zijn ogen verraden zijn losbandig leven.

Meteen na het overhandigen van het pakketje, verlaat hij het tafereel, de jonge vrouw bekijkt verbaasd het pakje, schudt ermee en probeert het te openen. Ze komt niet ver, een explosie volgt die haar, en de voorgevel van het huis wegblaast, ruiten springen, auto’s worden weggeveegd, het huis stort in, de buurhuizen meenemend, scherven en brokstukken, vuur, er volgen meer explosies.

Het is een zeer onverwachte wending, tamelijk brutaal en nogal rigoureus, iets teveel drama en het had schoner gekund; een niet onaangename ontknoping van een ingewikkelde geschiedenis? Waar staat de camera?

Ik ben verbijsterd de woorden die ik neerpen, op het papier kwak, ze lijken niet van mijzelf te zijn. Gelukkig is de plot nog ver te zoeken, het vervolg van het verhaal is van belang; de voortgang na het einde.

Misschien dat ik later terugdenk aan het gezicht van de jonge vrouw die vol nieuwsgierigheid het pakje opent, verwachtingsvol, met ingehouden blijdschap, het verrassingseffect is groot. Ik zal aan haar denken en haar meteen weer vergeten.

Ik maak me snel uit de voeten, in de hoop de aanslagpleger in het oog te krijgen, half hollend tegen de toestromende menigte in, bereik ik het kruispunt. In de verte klinken sirenen. Mensen rennen van hort naar her. De chaos is groot. Een paar straten verder kan ik enigszins tot rust komen, mijn hart bonst in mijn keel, ik adem onrustig, een extatisch gevoel overmeestert me bijkans en ik kan maar nauwelijks op mijn benen blijven staan. Ik struikel de trappen van het metrostation af en zoek steun bij een pilaar.

Politierapporten zullen volgen: gedegen onderzoek naar een motief, geschiedenis, actie/reactie. Ze zullen schrijven dat de vrouw waarschijnlijk Annie M is, een 39 jaar oude verzekeringsagente, de hoofdbewoner van het verwoeste huis. Identificatie door middel van gebitsanalyse. Een motief zullen ze niet vinden en van een geschiedenis lijkt geen sprake. Men tast in het duister. Van de dader geen spoor, geen getuigen.

Razend snel schieten de beelden voor mijn ogen voorbij. Het gezicht van de vrouw, haar ranke gestalte, haar lachend gezicht. Dan de man, vol vertrouwen tegemoet getreden: hij schaadt met schande. Zijn gezicht, zijn handen, zijn schuchter bewegen. Ik zou zijn gezicht uit duizenden herkennen.

'Er heeft zich een nieuwe opdracht aangediend.'

De aanslagpleger laat zich gewillig door de metro naar huis vervoeren.

De beelden blijven komen tot hij in de badkamer van zijn appartement in de spiegel kijkt. Zijn gezicht is bebloed. Met jenever maakt hij de wond schoon, met een pincet trekt hij een stuk glas uit de wond. Hij zet de fles aan zijn mond. Even rust.

In de wirwar van gedachten zoek ik mijn geheugen af naar bijzonderheden. Weer zie ik het gezicht van de vrouw, net voordat het pakje in haar handen uit elkaar spat, haar gezicht aan flarden, haar schedel splijt, valt uiteen in kleine stukjes, veel meer heb ik niet gezien want brokstukken en de luchtdruk hadden me gedwongen te gaan liggen.

De aanslagpleger kent geen rancune. Hij gaat immers meteen door naar huis, waar hij vrouw en kind aan tafel vindt. Lachend vertelt hij dat hij werd opgehouden, maar dat hij blij is weer thuis te zijn. Zijn vrouw lacht ook, maar haar gezicht betrekt als ze zijn gezicht ziet. Snel staat zij op, maar de aanslagpleger duwt haar terug in haar stoel. Zij vertelt hem van de dondersteen van een zoon die een vuurtje heeft gestookt in de achtertuin van de buren. Later op de avond, als zoonlief in bed ligt, vrouwlief televisie kijkt, rookt de aanslagpleger een sigaret in de achtertuin en belt hij iemand op, het is een zeer kort gesprek. Daarna nestelt hij zich op de bank tegen zijn vrouw aan. Ze vallen nog voor er iets gebeurt is in elkaar armen in slaap, vredig lachend terwijl op de televisie de eerste beelden van de bomaanslag verschijnen, de hulpverlening, overzicht van eerdere aanslagen en overeenkomsten, beelden vanuit een helikopter, de ravage is enorm, de verslagenheid groot.

Het is moeilijk uit de overdaad aan informatie wijs te worden. Ik heb het nieuws gevolgd en de ochtendkrant komt met tegenstrijdige berichten.

Hij wrijft zich over zijn hoofd en bekijkt bezorgt in de spiegel: de wond boven zijn oog, hij rukt de korst van de wond die hem gapend aanstaart. Met een watje gedrenkt in jenever maakt hij de wond schoon. Zijn gezicht vertrekt van de pijn. Snel neemt hij een ferme teug uit de fles. De brand in zijn keel verdoezelt de pijn aan zijn oog. Behendig sluit hij de wond met een zwaluwstaart en staart met een oog naar de beelden op de televisie. Hij moet zo snel als mogelijk contact maken.

Bij het gerechtsgebouw posten de nieuwsjagers en ramptoeristen zij aan zij. De gerechtsbewaarders laten zich nog niet zien. De aanslag zou het werk zijn van... De vrouw schijnt duistere praktijken... Niemand weet van het pakje en de aanslagpleger. Men tast in het duister naar sporen. Specialisten staan voor raadsels. 'Aanslag beroert de stad.' 'Dodental stijgt nog steeds. Gat in straat. Veertig slachtoffers geborgen. Gewonden in ziekenhuis stabiel. Ooggetuigen hebben niets gezien. Onderzoek naar aanslag stagneert. De raad eist resultaten. Verantwoordelijke IJkmeester stapt op. Slachtoffers massaal begraven onder grote publieke belangstelling. Het land in rouw.' Niemand heeft ook maar een aanwijzing naar de motieven van de aanslag

Ik recht mijn rug en wrijft eens stevig is mijn ogen. De straat is leeg, achter me hoor ik het rumoer van de dijenkletsers, geilneven, en hoerenlopers. De straat is duister, halverwege de straat brand een lantarenpaal op halve kracht, de lamp flikkert en valt dan uit. De straat is donker slechts schaars verlicht door de lampen achter de gesloten gordijnen. Een onduidelijke kracht dwingt me de straat in te lopen. Ik verzet me, maar ik ben ook nieuwsgierig naar wat er komen gaat. De straat deint. Ik verlies mijn evenwicht en val. Met hoge snelheid komen twee felle lichten op me af die me rakelings voorbijschieten.

Er is onrust. Die onrust wordt niet alleen veroorzaakt door de aanslag. Alle televisiezenders brengen elk uur nieuwsuitzendingen met het laatste nieuws. De regering neemt defensieve maatregelen. Nog voor de avond valt exploderen twee bommen in het centrum van de hoofdstad. Nog voor het ochtendgloren zijn nog eens zes bommen tot ontploffing gebracht. Honderden doden en gewonden. Op meerdere plaatsen in het land vinden opstootjes plaats: winkels worden geplunderd en er zijn schermutselingen tussen het plaatselijk gezag en door angst bevangen menigten.

Wat komen gaat is ongewis. Niets is hetzelfde als. Nog minder de.

De droom heeft plaatsgemaakt voor een realiteit benaderende nachtmerrie. En er lijkt geen ontkomen aan. Losgescheurd van de eens zo vaste waarden.

Word wakker! Kijk! Huiver! Maak je los van de hysterie en handel.

Ik kan geen krant openslaan, geen nieuwsbericht zien, dat niet verslag doet van de aanslagen reeks.

Ondertussen zit de aanslagpleger rustig thuis. Hij bekijkt het nieuws ongeïnteresseerd. Voor hem was het niet meer dan een klus. Over de aanleiding van de aanslag, noch van de betekenis van zijn actie heeft hij enig benul. Als pion in een groot spel weet hij minder dan de middelmatige nieuwsmaker. Meer krijgt hij ook niet weten. Kennis is macht, want macht leidt to complicaties en complicaties leiden tot. En dat alles maakt hem moe en prikkelbaar. Vandaar.

Dat ik onderwijl overal mijn licht op doe, zal niet tot de verwondering behoren. Overal stuit ik op onwil. Verdraaide verhalen: op nog geen honderd meter van de aanslag is een auto aangetroffen met sporen. Zeer verdachte sporen dat meer onderzoek noodzakelijk maakt

De aanslag zou het werk zijn van de Psychotische Kerk. Er zouden meerdere mensen gesignaleerd zijn voor de aanslag, die zich nog niet bij de autoriteiten hebben gemeld. Getuigenverklaringen over de dader(s) lopen uiteen van donker gekleurde dertiger in zwarte regenjas tot een oudere dame in een te kort rokje. Het gaat wellicht over een huiselijke afrekening. Of in het criminele circuit. Er zijn misschien drugs bij betrokken. Een politieke aanslag. Wat had de vrouw op haar lever? Was zij op de verkeerde plaats op het onjuiste moment. En dan: wie had er dan moeten staan? Vragen die geen antwoorden opleveren. Nee, mooier wordt het.niet. Tot dat.

Ik voer het woord. 'In tijden van war dient ontwart. In tijden van waan dient de rede. Het is tijd voor anders. Anders dan alle dingen. Ontneem alle dingen hun eigenschappen en herwaardeer naar inzicht. Mettertijd zal zich een nieuw inzicht vormen: de achterkant der dingen. Geen ziel die luistert naar mijn bevlogen woorden. Mijn kerk is leeg.

Onvermoeid blijf ik op zoek naar de aanslagpleger Ik dwaal door de stad, zoekend naar sporen, een vage herinnering of de geur van bloed. Terstond de belangrijkste schakel.

Analyse van een aanslagpleger