Tenenkrommend

Obscene randvoorwaarden, dat zijn het. Markus is boos. Hij heeft net gehoord wat zij van hem wil. Wat zij eist. En hij is er nog niet klaar voor, hij is er klaar mee! Markus stampt hard op de houten vloer van de opslag zolder en opent een raam om het opgestoven stof te laten verwaaien. Er is geen zuchtje wind dat hem helpt, het stof slaat op zijn keel en Markus' lichaam slaat voorover en hij landt op een stapel tapijten. Hij vloekt binnensmonds, houdt zijn adem in en luistert dan aandachtig of hij iemand hoort boven komen. Het blijft gelukkig stil. 

Zittend op de stapel tapijten kijkt hij om zich heen, hier moet het ergens liggen, het moet hier zijn, maar waar moet hij beginnen zoeken? Op handen en voeten kruipt hij naar een stapel schilderijen dat onder een wit laken verborgen ligt. Neen, het zal niet in de eerste de beste stapel liggen, het zal de laatste stapel zijn die hij onderzoekt, waarin hij het zal vinden, waarin hij haar zal vinden.

Moeizaam staat hij op, zijn knieën kraken gemelijk.

Kuchend baant hij zich een weg tussen de stapels boeken, schilderijen, tapijten, hoog opgestapelde dozen, gehavende meubelstukken die schots en scheef op elkaar steunend een welhaast ondoordringbare muur vormen, -een stoel wegtrekken doet de hele zaak in elkaar storten-, Markus strompelt, sloffend door het stof over de zolder, met zijn armen slaat hij de spinnenrag weg. Waar moet hij beginnen zoeken? Moet hij willekeurige dozen open trekken? Of moet hij een plan bedenken?  Wat is het snelst? Hij moet haar vinden.

Had hij maar een nummer, een code of een aanwijzing waar zij zou kunnen liggen. Er zou een een catalogus moeten zijn van verzamelingen op zolder. Teruggaan en zoeken naar een kaartenbak is uitgesloten, ze zullen hem niet met lege handen naar beneden laten gaan. 

Aan het eind van de zolder, hij vermoedt de achterkant van het gebouw, stopt hij. Er zit niets anders op dan systematisch de hele zolder te doorzoeken. Er wacht hem een grote taak, waar hij weinig zin in heeft. Ze heeft krankzinnig randvoorwaarden, waaraan hij moet voldoen, gesteld. Hoe kan het dat de voorwaarden altijd bij hem liggen? De eenzijdige relatie die hem wordt opgedrongen maakt hem woest, maar hij laat niets blijken: hij kijkt haar koel aan en probeert er zo min mogelijk aan te denken. Maar als ze vraagt of hij er mee kan leven, staat hij plotseling op en verlaat haar kantoor de deur slaat hij achter zich dicht. Of ze het begrepen heeft weet hij niet. 

(...)

Hij gaat bij wat dozen neerzitten en opent er een. Daar ligt ze. Open en bloot op de bodem van de verder lege doos. De eerste de beste doos. Hij staart verbaasd naar de afbeelding, betast wellustig haar lijst en neemt haar dan uit de doos. Ze is prachtig.

Markus kan er niet over uit dat hij haar gevonden heeft, het ging te eenvoudig. Hij betast haar achterzijde op zoek naar onregelmatigheden, vandalisme of andere sporen, maar het werk is in tact en haar beeltenis schittert hem tegemoet. 

Behendig pakt hij het werk in een stuk papier dat hij naast de doos vindt, hij bindt er een touw omheen en maakt aanstalten weg te gaan, als zijn aandacht wordt getrokken door een andere doos die op een kier openstaat en waaruit licht lijkt te komen. Zorgvuldig legt het pakket neer en knielt bij de doos. Maar de doos is leeg. Hij moet het zich verbeeld hebben, misschien speelde het zonlicht hem parten. Als hij zich omdraait, is het pakket dat hij zojuist keurig had ingepakt weg.

Ze kan niet zo maar weg zijn, ze was er net. Dan begint hij heen en weer te strompelen, willekeurig opent hij dozen, waarin hij wild graait en die hij willekeurig stapelt en weer verplaatst en wederom onderzoekt. Hij licht lakens op, verschuift meubelen, schopt tegen stapels boeken die omvallen en de vloer bezaaien. Hij had haar! En hij had haar vast moeten houden. Hij had haar nooit mogen laten gaan, uit handen geven... Waarom heeft hij haar losgelaten? Beide knokige handen grijpen in zijn dunne grijze hoofdhaar. Hij steunt en kreunt.

Ze is weer onvindbaar.

Hij kan niet met lege handen de zonder trap af, dat zal zij nooit toestaan, als hij naar beneden wil zal hij het pakket moeten vinden, en snel. Markus weet niet wat er zal gebeuren als hij haar niet voor sluitingstijd vindt, zullen ze hem opsluiten, zal ze het luik laten vergrendelen?

Markus probeert het pakket te visualiseren, in de hoop dat het weer materialiseerde, hij begrijpt niet hoe het plotseling heeft kunnen verdwijnen, en verwacht dat het uit zichzelf terugkeert. Daar waar het verdween zal ook weerkeren. Maar als hij terugkeert naar het uiteinde van de zolder, waar hij haar uit de doos had gevist, ziet hij de chaos die hij heeft aangericht in zijn wilde razernij. Zelfs al zou het pakket materialiseren, dan zal hij het nooit vinden, tenzij hij alles in dezelfde staat zou kunnen terugbrengen. Kan hij in de chaos de omstandigheden van de oude chaos herstellen? Kan hij de zolder terugbrengen in de staat zoals hij hem heeft aangetroffen.

Markus probeert de dia's in zijn hoofd af te gaan vanaf het moment dat hij het zolderluik opende. Wat hij ziet is verstilde chaos. Met gesloten ogen staat hij bij het luik en beweegt zijn hoofd van links naar rechts, zijn innerlijke beeld aftastend, zijn handen grijpen om zich heen. Hij probeert dat wat hij voelt in te beelden en te passen in zijn innerlijk beeld, -de dia's van het verleden-, en zodoende de staat van de zolder te herstellen zodat hij de omstandigheden creëert waarin zij kan terugkeren.

Met de grootste moeite herinnert hij zich de zolder zoals deze was, een paar uur geleden toen hij met de opdracht het luik opende en de zoldertrap naar beneden liet zakken, met moeite had hij, tree voor tree, zichzelf omhoog getrokken. Hoe lang was hij niet meer boven geweest? Eigenlijk had hij zich niet kunnen herinneren of hij ooit wel eens boven was geweest of, dat zijn herinnering gevoed was door haar verhalen over de zolder. Ze had veel meegemaakt en de zolder had daar een groot aandeel in. Toen zij hem had opgedragen te gaan zoeken, had hij eerst verbaasd achter zij oren bekrabt, dat had zij aangezien voor twijfel of hij wel haar opdracht zou uitvoeren, ze had hem uitgekafferd voor luiaard, zwakkeling, lafaard, zelfs toen hij haar geruststelde en haar uitlegde dat het hem een eer was om naar boven te gaan - wat overigens niet zo was- bleef ze hem kwaad aankijken en wilde ze niet meer dat hij haar aanraakte.

Hij was naar boven gegaan, -had hij het maar nooit gedaan- en hij was gaan zoeken, naar die ene illusie, haar illusie.

Hij durft zijn ogen niet te openen, bang zijn innerlijke beeld te verstoren. Hij tast om zich heen, pakt de verschillende voorwerpen vast, betast hen nauwkeurig en stapelt en ordent in de hoop de status quo te bereiken.

Uren is hij bezig, tasten, interpreteren, visualiseren en passen en meten, plaatsen en accepteren... hij moet vertrouwen op zijn intuïtie en zijn geheugen. Soms staat hij minutenlang te peinzen, met een stoel boven zijn hoofd getild, niet wetend of de stoel moet balanceren tussen twee kasten, of dat deze stoel eigenlijk bovenop te stapel dozen hoort; hij wikt en weegt, toewerkend naar het sublieme moment, dat alles in staat stelt om haar te ontvangen, alles staat zoals het zou moeten staan, de zolder is bepaald, weliswaar met een kopie, een herordening, edoch zeer nauwlettend samengesteld.

Markus, is er bij lange na zeker van dat zijn orde de juiste constellatie is van de zolder, niet wetend of het uitmaakt dat alles een paar centimeter verschoven is, of dat twee meubelstukken zijn verwisseld, hij weet niet of zij kan terugkeren, hij hoopt alleen dat de omstandigheden hem gunstig gezind zijn.