Het mag ook niet zo heten! Het mag ook niet zo zijn. We hebben het altijd geweten maar weigeren bewust te zijn; te accepteren wat werkelijk gebeurde en niet wat er later bij verzonnen was. Een fantasie waarvan iedereen deelgenoot werd en waardoor het hele verhaal waarachtig werd. Achteraf verklaarde ik mijzelf een buitenstaander, uit zelfbescherming of schaamte, maar ik was terdege deelgenoot geweest, tegen wil en dank en ik was zoals iedereen ondergedompeld en ingedut. Onze wereld was dan ook een stuk aangenamer dan de wereld om ons heen. Let wel in die tijd bestond uiteraard maar één werkelijkheid en maakte niemand onderscheidt tussen het hier en nu, en het ondenkbare, -een (on)mogelijke wereld-, waaraan wij ons hadden kunnen spiegelen.
Bedwelmt door onze eigen drang naar het andere wilden wij geen oog hebben voor alternatieven. Op de keper beschouwd waren wij niet anders dan anderen, niet uniek in zijn; geen uitzondering en zeker in eerste instantie niet hoog gewaardeerd.
De wereld van het andere denken vormde zich bij ons in een verdoofde staat, als we afgezonderd diep in ons zelf verzonken waren. Het andere denken, het (on)mogelijke, diende zich aan als een gedachte die zich diep wortelde om zich in het onmogelijke te manifesteren. Wij snapten natuurlijk ook niet hoe dat mogelijk was, maar in alle overtuiging wisten wij van het bestaan van het onmogelijke door signalen te duiden en elkaar op sporen te wijzen, en natuurlijk op den duur werd het een heel mooi, groot en waarachtig verhaal, waar we ons aan overgaven en we overtuigden elkaar van ons gelijk door onze grote overtuigingskracht en uiteraard onze enorme aantal. We wisten elke twijfel aan ons denken te pareren.
De dimensies die wij duiden blijven gelukkig onaangedaan. Voor zover wij kunnen zien hebben wij geen directe invloed op wat gebeurt, hoewel we daar niet zeker van kunnen zijn omdat we het geheel der dingen niet kunnen overstijgen, -we kunnen immers niet buiten ons zelf treden.
Niet dat wij aan de oorsprong hadden gestaan, maar op een of andere manier lukte het ons om door de kieren, tussen de plooien, een glimp op te vangen van hoe het ook had kunnen zijn. Van al de mogelijkheden was dit de meest geloofwaardige, het meest waarachtig van de werelden die wij meenden te zien en het waren detzelfde met andere uitkomsten, telkens weer. Natuur of techniek? Ratio of emotie? Controle of vrijheid? En dat we wisten, maakte ons ook uitzonderlijk.
Wij vonden dat we uitzonderlijker waren en daardoor straalde dat van ons af. We werden gezien! We werden bekeken. Dat alleen al maakte ons uitzonderlijk, want als alle blikken op je gericht zijn dan maak je roem. En roem deed ons groeien! Het groei maakte ons onaantastbaar, ongenaakbaar! De vaste overtuiging van een andere mogelijke wereld, één die slechts met een knipoog zou kunnen veranderen, door een kleine verschuiving in de realiteit, door het wegschuiven van een paar panelen werd een andere werkelijkheid bloot gelegd, en daar waren wij deelachtig aan. Raaf en ik!
Vooreerst waren er toeschouwers en aanbidders, daarna pas werden wij vereerd. Tegenstrijdig was het omdat wijzelf geen verering kenden, nog wilden kennen, en dat hoopten wij ook uit te stralen. Gaandeweg kwamen er meer die met ons mee wilden denken en voorwaar voor ons uit, in een stoet, de weg baande met hun enthousiasme en overtuigingskracht. En met ons sloten velen bij ons aan. De massa groeide en hoefde niet te vechten voor een voortbestaan. Als Raaf en ik voor een menigte verschenen waren alle ogen op ons gericht, men verwachtte zoveel van ons en kregen zo weinig. De enige woorden die wij spreken zijn uit onuitputtelijke en tomeloze energie geboren maar zeggen weinig of niets, omdat er weinig of niets te zeggen is.
De mogelijke werkelijkheid openbaart zich vanzelf en alle mogelijkheden, als ontelbaar geduid, dienen zich aan en worden werkelijk of waarachtig, onwerkelijk en onwaarachtig, en alle werkelijkheidswaarde gelijk. Wij preken meer stilte, dan geluid. En wonderlijk genoeg blijft men naar ons luisteren. En elk woord wordt gewikt en gewogen, ter boek gesteld en in elk mogelijke vorm vertaald en bewerkt, maar nooit tegengesproken! Nooit is er enige twijfel! Altijd worden wij voor vol aangezien! Dat verontrust ons ook. Omdat wij meer weten te zien! Omdat wij bewust zijn, of in ieder geval denken dat te zijn. En wat wij zien, of menen te zien is niet altijd mooier of beter. Wel anders.
Hoe het meisje in het verhaal kwam kan ik niet meer zeggen. Opeens was zij daar, een fladderend jurkje met een meisje erin. Zij wil zijn zoals andere haar willen zien en dat lukt haar ook. Raaf en ik zijn verrukt over haar aanwezigheid en slaan elkaar op de schouders van zoveel geluk! En het meisje manifesteert zich onder de naam Lilly, een naam die zij zelf altijd met een glimlach uitspreekt en verwacht dat anderen dat ook zullen doen, altijd. Wij willen niets liever. Als Lilly vooroverbuigt en wij vol zicht hebben op haar boezem en opgewonden trillend mee voorover buigen en elkaar met de ellebogen aantikken, dan wilen wij haar naam in alle toonaarden uitzingen, en natuurlijk meer. Het leeftijd verschil is groot. Raaf en ik kijken terug op een tamelijk lange geschiedenis en Lilly is slechts enkele lentes jong. Maar wij genieten van haar aanwezigheid, van haar gevoelige plekjes en van ons innig samenzijn. De drie eenheid is gevormd: Raaf de volhardende, Lilly, het onstuimige en ik de ratio, of waarvoor dat wil doorgaan.
En zoals onze volgelingen ons volgden, zo volgden zij ook Lilly en het geheel van onze drie eenheid. Volmaakt geluk! Lilly is de vrouwelijkste vrouw die zij maar kan bedenken, Raaf is de mannelijkste man die hij wezen kan en ik, tja ik deel beide! Mijn vrouwelijkste vrouw raakt de grenzen van de vrouwelijkheid en mijn mannelijkste man leunt tegen Raaf als een gelijke. En nog meer mensen willen ons zien en gezien hebben. Lilly in haar al te korte rokjes en uitpuilende borsten, al naar gelang de wens van het vrouwelijke, want ook zij wil nog wel eens een driedelig pak aantrekken of met haar zwart leren jack haar mannelijkheid tonen. Het maakt ook niet uit wat zij aantrekt, wij zien haar immers alleen maar naakt in al haar vrouwelijkheid, zoals zij ons ook alleen naakt kon aanschouwen, in al onze mannelijkheid die aan stijfheid niet af neemt en in volle glorie holtes weet op te vullen die niet opvulbaar leken.
Het is hier niet de plaats om te onthullen wat in detail plaats vind tussen ons drieën. Men moge aannemen dat het alle fantasieën te buiten gaat. De energie die wij gedrieën uitstralen overspoelt een massa gelijkdenkende en voedt een generatie met nieuwe ondenkbare gedachten. Wij gevoellen de mogelijke werkelijkheden tot in eng detail, zijn streng bewust van wat er gebeurt met onvoorwaardelijke aandacht. En we kunnen wel wat hebben. Alle mogelijke werkelijkheden hebben wij al bedacht en de onmogelijke werkelijkheden kunnen tot in ver gevorderd stadium worden geijkt.
Veel tijd hebben we niet, maar gelukkig is er genoeg tijd om te ontspannen en alle mogelijkheden te laten vieren en te vergeten dat er nog iets anders mogelijk is dan lekker achterover leunen op de mooiste plek der aarde.
Natuurlijk, wij mogen Mevrouw Dodemar niet vergeten, zij is de andere vrouwelijkheid waar we los van elkaar ooit mee te maken hebben gehad, waar we nooit mee te maken willen hebben maar waar we later toch weer aan toe zullen komen: de vrouw die ons moeder zou kunnen zijn: Maria Dodemar. Zij is al het andere vrouw dat nog niet doorleefd is als het jonge vrouwelijke zijn dat Lilly vertegenwoordigt, zoals wij ons deel hebben in de drie eenheid. Dat Raaf mijn vader vertegenwoordigt in zijn aanwezigheid was mij lange tijd duidelijk, maar dat hij symbool staat van dat wat ik niet durf aanraken: het geslacht van mijn vader, leek mij lange tijd onwerkelijk. Lilly daarentegen heeft mijn volle aandacht, meer dan haar lief is werkelijk, maar dat deert mij niet en weerhoudt mij niet van haar werkelijke aanwezigheid te genieten, zoals wij gelijk ons drieën evenredig, van elkaars aanwezigheid genieten. Voorwaar onze eenheid!
Ondanks ons streven naar rust zijn het roerige tijden. We verdelen de krachten, maar zijn het niet immer roerend eens met elkaar. De wrijvingen die ontstaan warmen de gelederen op, hetgeen hernieuwde energie meegeeft aan meer stemmen en meerdere meningen, tot aan stellingen en aannames toe. Het geluk is dat wij slechts in overeenstemming met elkaar tot één stem kunnen komen, de stem van de drie eenheid, dat wat wij allemaal zijn. Dat en nog veel meer.