1 1 Boventoon
Okee. Het begint zo.
Er kan geen moment voorbij gaan zonder aan haar te denken. Elke willekeurige gedachte is op een of andere manier aan haar verbonden. Of hij wil of niet. Elke geur, elke vrouwenblik, bewegende heupen, tikkende naaldhakken op een koude marmere vloer in een lange bogengalerij. Hij huivert.
Daar staat hij dan op de Amstelbrug. Hij kijkt naar het donkere water, hij verstilt.
Het is onmogelijk om op andere gedachten te komen. Hij verlangt naar haar tot in de uiteinde van al zijn zenuwen. Wat wil hij?
Hij staat op de brug, het is een zwoele, rustige avond, hij kijkt even naar de sterren, dan weer naar het water. Het water maakt hem onrustig, teveel informatie, water beangstigt hem, het is een niet te bevatten hoeveelheid aannamen, een zwart gat. Golfjes klotsen tegen de pijlers, hij focust op het detail. Golfjes, aangewakkerd door de zwoele wind of een langszwemmende zwaan of een paar eenden. Er drijft wat plastic en een paar lege blikjes.
Alles associeert hij met haar, en alles wat zij vertegenwoordigt, en alles richt zich ook op haar. Kennelijk is hij waanzinnig en niet voor rede vatbaar. Hij zou geholpen moeten worden, maar er is niets te genezen.
Zijn handen doen zeer van de vaste grip waarmee zijn handen de reling vastklampen.
Het is een hoogst dramatisch moment. Vioolgeluid zwelt aan.