Artist statement
Cultuur is de beschermende laag die ons in staat stelt niet te hoeven realiseren dat de werkelijkheid absurd, leeg en zinloos is, behalve binnen die cultuur, dat daarbuiten een ongekend niets heerst, dat geheel leeg en tegelijkertijd heel vol is: alles en niets, chaos en orde.
Binnen de beschermende cultuur heerst angst voor het niets, omdat een cultuur zich wil uiten en niet wil worden belemmerd door de algehele malaise van waarheidsvinders, die het leven zinloos achten, in apathie vervallen en niet in staat zijn cultuur te maken, vanwege de zinloosheid van het niets verlammen, -het dient geen doel, dus is het niet waard vervaardigd te worden- , maar het is aan de mens om die beschermende laag te koesteren en te verfraaien met kennis en creativiteit, te verrijken met nieuwe elementen en inzichten.
(...) Een enkeling weet te overleven in het alles verzengende niets: de choas, de waanzin, de bezetenheid. Zij die op hun schreden terugkeren, een spoor van het onmogelijke meenemen, zij zijn begenadigd om de omstandigheden af te dwingen om het sublieme moment te kunnen realiseren waarmee de ander, de toeschouwer, kan ervaren wat het is om alles en niets te weten, te ervaren, te zijn. Slechts een enkeling is in staat om de omstandigheden te bepalen, en daarmee ruimte te maken voor ongebreidelde creativiteit, om daarmee een brug te kunnen slaan, vanuit de gekende werkelijke cultuur naar het ongekende gruwelijke ongewisse waarheid, het Alles en Niets.
Het is de opdracht voor de kunstenaar om met gevaar voor eigen rekeningvatbaarheid het ongewisse, het niets, te ervaren, zichzelf te verliezen, het te interpreteren en proberen een medium te gebruiken, te bespelen, om een gat te slaan in de gekende cultuur om het niets ruimte te geven.
Het beeld dat onstaat, staat op zichzelf en is tegelijkertijd verbonden met alles en niets: de verstilling, het sublieme, het sacrale, het onmogelijke.
Het is de plicht van de kunstenaar om het ongekende kenbaar te maken. Mijnend in een veld van alle mogelijkheden, een spoor trekkend en vooruitzichten biedend om die mogelijke werkelijke cultuur te vervolmaken.
De kunstenaar als gids door het allesverzengende niets.
De reis dient uiterst zorgvuldig te worden voorbereid, er mag zogezegd niets aan het toeval worden overgelaten, maar als de reis aanvangt gelden geen regels en plattegronden meer, dan is alleen de veilige terugkeer van belang -eigenlijk is de aanvang van de reis tevens de inzet van de terugkeer, maar dat mag de reiziger niet afhouden van de droom, van de illusie van het weggaan, van het afscheid nemen en te vergeten waar hij was, alleen te weten waar hij heen gaat. Zonder een waarom.
Een vooropgezet plan zal niet leiden tot een reis, de condities moeten juist zijn om de reis te kunnen aanvangen. Zo moet reiziger gedachtenloos zijn, vrij van waarden, vrij van conditionering, zonder context, zonder geweten, zonder mening; aanvaarden en berusten, verstillen. En dat zijn nog maar kleine voorwaarden waaraan voldaan moeten worden. Het grote verhaal dient ontluisterd te worden, en de kleine verhalen vergeten. Hij zal zich moeten afzonderen.
Om te kunnen vergeten moet je eerst weten.
Het is de gave van de kunstenaar om te kunnen overgeven, verlossing te zoeken in het ondenkbare, de chaos van het grote niets, en de ervaring van het ondenkbare kenbaar te maken aan het publiek, door interpretaties, nieuw inzicht, en verrijking van de status quo om daarmee de perceptie op te rekken.
Het vereist een zekere bereidwilligheid van het publiek om de kunstenaar tegemoet te treden en open te staan voor de ervaring, zich over te geven en de ervaring in de hand te leggen van de kunstenaar en verlossing te vinden. Het zal niet altijd aangenaam zijn.
Het grote niets is geen geschikte plek om naar af te reizen als je niet bereid bent tot totale overgave. Ondergaan in de chaos en jezelf verliezen doet pijn. Het niets is de verlossing en de verbondenheid. Wetensloos een worden met het niets. Niets zijn. Niet zijn.
Het zal de terugkeer zijn die pijn doet. Elke verlossing heeft zijn prijs.