Ondertoon

Ik lijk het overzicht te verliezen. Hoe groot is mijn wereld eigenlijk? En is fysieke grootte evenredig aan mentale grootte? Of virtuele grootte? Als ik de grenzen aftast, -voorzichtig met een enkele vinger por, om te voelen hoe elastisch zij is-, ervaar ik grenzen als variabele waarden. Grenzen stel je. Aanvaard je. Waarom, voor de duidelijkheid?

Is overzicht noodzakelijk als je in een kleine wereld (over)leeft? Maakt veel kennis ongelukkig? Kun je maar beter weinig weten? Je moet of zoveel weten dat je begint te begrijpen,een notie hebt; of je moet van niets weten, dat wil zeggen om gelukkig te zijn. De rest is strijd.

Er is veel om over na te denken. Maar het is lastig focussen als je telkens wordt afgeleid door de ruis. Zelf het pad kiezen wordt je niet gemakkelijk gemaakt door de talloze mogelijkheden, door verbintenissen, contacten die constant veranderen of beter, aan verandering onderhevig zijn, wellicht bedreigd worden of gekaapt. Elke stap lijkt onoverkomelijk, maar de schijn bedriegt, waarom zijn sommige mogelijkheden ontoegankelijk? Ontoelaatbaar? Onbestaanbaar?

Mijn waarden zijn die van een ander niet.

Ik kijk over de muur en zie bloemen staan. Een ander ziet misschien een hek met verroest prikkeldraad, wat rommel in het gras, of een verborgen standbeeld in de hoek. Mogelijk ziet iemand een vogel, of ander klein gedierte. Maar er is meer te zien. Er ligt van alles verborgen in de tuin, en niet eens alles is onzichtbaar. Voor het geoefende oog is het niet moeilijk de botten te traceren die her en der uit de grond steken in het hoge gras. 

Mijn wereld is plotseling heel groot geworden.

Ik wil het natuurlijk niet zien. Ik wil de consequenties niet aanvaarden. Verantwoordelijkheid nemen is kleur kiezen. Jezelf vastleggen aan de ketting. Vooralsnog zie ik alleen de bloemen in de tuin. Ik kan de botten negeren, wegdenken. Bedekken met betere ideeën of fantasieën. En vooral niet de tuin in gaan.