De ongenaakbare: schetsen en dialogen
{Dit deel zou verfilmd kunnen worden. Het zijn schetsen voor een film of toneelbewerking voor 'De Ongenaakbare'.}
De Ongenaakbare [voice over , sfeerbeelden]
[een stel staat op een veranda in het maanlicht]
man: “Laten we terugkeren naar huis. Samen. Gearmd.”
vrouw: “Wat bedoel je?” man: “Terugkeren. Rennend. Blijven praten” vrouw: “Ga je dan wel?”
man: “Welzeker”
vrouw: “Waar ga je heen?”
man: “Weet ik nog niet. Het was iets op een feestje dat me van gedachten deed veranderen. Het spijt me van die andere dag.”
vrouw: “Geeft niet.”
man: “Het was iets in dat huis. Ik ben een groot aanhanger. Denk je niet dat ik te ver ga?"
vrouw: “Nee, ga door.”
man: “Ik denk dat ik dat figuur ben. Wacht even. Ik denk dat ik dat figuur ben die ik dacht te zijn, maar dat ben ik niet, niet voor mezelf, maar ook niet voor jou. Ik ben wat jij me wilt laten zijn.”
vrouw: “Dacht het niet, eikel! Dat kun je niet doen. Je speelt met een hard hoofd”
man: “Maar ik ben toch niet meer dan ik denk dat anderen mensen vinden dat ik ben?”
[een ruime zaal, waar een soort tribunaal plaats vindt] hoogwaardigheidsbekleder: “We worden uitgesloten”
advocaat: “100%”
hoogwaardigheidsbekleder: “Ongelukkigerwijs had de voorzitter van het debat hoofdpijn”
rechter:“Wat is uw oordeel over het recht op rechtvaardigheid?”
advocaat 2:(mompelend) “Dank u, we hebben geen antwoord.”
rechter: (wijzend naar de zaal) “De raad van vertrouwelingen denk daar anders over!”
advocaat:“Ah, dat is het recht op debat. Dat is hoe het gedaan dient te worden.”
rechter: “Woorden zijn niet altijd gemaakt naar een goed voorbeeld. We moeten ons hoofd recht houden. We moet een houding aannemen.” rechter: “Het is goed, we maken er wat van. Je komt terug in de groep. Wees niet bang, je bent werkelijk..”
beklaagde: “Kom op, ik deed mijn deel, wat meer wordt er van mij verwacht?”
advocaat: “Het is voorbij, ik weet niet”
[in een donker steegje, twee mannen]
man: “Wat doet u?”
man 2: “Wacht, wacht...”
man: “Deze man veronachtzaamd mijn bestaan!”
man 2: “Ik geloof dat ik blauw zie.”
man: “Goed, fantastisch.” [een vrouw aan de telefoon]
vrouw: “Hallo, hoe gaat het met je?”
man: “Oh ik heb een kamer gehuurd verderop. En jij, ga je verkassen?” vrouw: “Ja ik heb genoeg van die duffe ruimte. Ik wil meer licht. Ik heb nog twaalf uur.”
man: “Kom over een minuutje langs, misschien kan ik je helpen.”
[een man aan de telefoon]
man: “U bent welkom aanstaande zaterdag op onze bijeenkomst. Dan kunnen we bijpraten,”
vrouw: “Ik kom.”
man: “Wanneer bent u er dan?”
vrouw: “In ieder geval voor enen.”
[man op een sofa, vrouw bij het raam]
vrouw: “Misschien is het niet te laat om een gek van jezelf te maken of de gek in jezelf los te laten. Ik zal beledigd zijn als u het niet doet. Of u er klaar voor bent of niet, de toekomst komt eraan.”
man: “Ik had het niet verwacht.” vrouw: “We zijn in de lucht en hebben het woord.”
man: 'Ik laat het op me afkomen. Zoals het is, is zoals het is.”
[voiceover, sfeerbeelden]
“Laten we de takjes van de bomen.
Laten we vandaag eens gek doen. Ik wil een mooie rand hebben, en niet zo gerafeld. Het vooral plezier hebben. Laten we die laag weghalen, u ziet hier de bodem, waar van alles gebeurt./ Het is gek, maar dit is precies zoals sommige dingen geen zin lijken te hebben. Gek geel, soms weggeduwd. En op de top ziet u een klein beetje rood. Maar dat is niet meer dan een weggevallen druk in mijn hoofd. Ik houdt er van om dingen over de rand te hangen. Dat vind ik fijn. Voor mij is dat het mooiste dat bestaat. Hier, is dat niet mooi? Kijk hoe een mooi effect dat geeft! Daar gaan we. Ik val van de rand af maar kom zacht neer. Ik raak het blauw maar het lijkt wit. Hier dan. Ik zie het. Een kleine waterval, van op naar neer. Maar zo gaat het. Precies zo. We zien nog een rots, met opspattend water. Daar, zie maar. Water, water water. Eenvoudig water. Het water komt neer, geloof me.”
[man op sofa, vrouw bij het raam]]
vrouw: “Je bent uitverkoren.”
man: “Uitverkoren voor het kerkhof?”
vrouw:“Precies, wat je zegt. Heb je ooit gedroomd dat je iemand anders was. Misschien een slaaf of een meester.”
man: “Een slaaf, ooit. Ik ben de slaaf van mijn eigen gestalte.”
vrouw: “ Kom met me mee naar het kerkhof en ik zal het je laten zien. Heb ik je ooit verteld over dat rare idee?”
man: “Wacht even.”
vrouw: “Ik vraag je even te kijken.”
man: “Ja, ja.”
vrouw: “Het is maar een flauwe notie. Het is niet het kerkhof. Als wel het park waar het in ligt. De bomen daar zijn anders, maar ook de lucht is niet zoals de lucht elders is. Ijl, mistig.
man: “Wordt wakker!”
vrouw “Maar ik zou toch aandachtiger zijn. Meer kijken , meer zien. Meer zien dan er werkelijk is. Dat is toch het devies. Twee plus Twee. Of wat dan ook.”
man: “Hoe kom je erbij?”
vrouw (verontwaardigd lachend) “Nou, ja.”
man: “Wat is er grappig?”
vrouw: “Een plus een is drie. Toch?”
man: “De som van.”
vrouw“...jouw edele delen. Me hoela!”
man: (overtuigend, eindigend in een snik) “Het onnoembare benoemd.” vrouw: “Ja, je huilt, maar je weet niet waarom.”
[oude vrouw tegen haar echtgenoot]
oude vrouw: “Oh, ....” echtgenoot:“Jij ook.”
oude vrouw: “Het spijt me. Doe het fout. Doe het zoals jij denk dat het moet. Aaah. Doe wat je niet laten kunt!”
[veranda man en vrouw in maanlicht]
man: “Het was werkelijk fantastisch”
vrouw: “Hoe bedoel je?”
man: “Het was ophelderend vooral.”
vrouw: “Maar daar ging het toch niet om?”
man: “Waar heb je het over?”
vrouw: “Wat was er op te helderen.”
man: “De laatste dag van de dagen die nog restte.” vrouw: “Dat stijgt uit boven mijn hoofd.”
man: “Dat is een goed ding.”
[ruime zaal waar een soort tribunaal wordt gehouden] hoogwaardigheidsbekleder: “Waar blijft dan de waardigheid?”
advocaat: “Van wat of wie?'
rechter: “Bent u gediend met een zwijgende getuige?” hoogwaardigheidsbekleder: “Nee, en wat bedoelde u...?
rechter: “Dat is te regelen, maar voor niets gaat...” hoogwaardigheidsbekleder: “Het is al goed, ik betaal voor mijn zonden. Zeg mij wat u eerder zeggen wilde”
rechter: (de hoogwaardigheidsbekleder negerend) “De getuige zal er zijn.”
[veranda man en vrouw in maanlicht]
vrouw: “Je wilt hier weg toch?”
man: “Ja, maar niet ten koste van alles.”
vrouw: “Je bent gek.”
man: “We zullen verhongeren of we vriezen dood als vluchtelingen voor gerechtigheid.”
vrouw: “He, denk je dat ze ons zullen vinden? Ben je er vaker geweest?”
man: “Ik ben overal geweest. Kijk om je heen en kijk naar alles dat je lief is. Vergeet het dan. Je kunt niet terugkeren, iedereen weet dat. Op een dag zul je niet meer weten. Je zult op andere gedachten gebrand zijn”
[heupwiegende vrouwenbillen] “Waar komt de muziek vandaan? Oh, ah, vertel me waar de muziek vandaan komt. Rollende bas en scherpe vrouwentongen. Waar komt de muziek vandaan? Neem me mee dansend de straat op en maak het plaatje compleet dat mijn dromen verstomd. Waar komt de muziek vandaan, jongen? “
man: “Daar is het!”
vrouw: “Maar wat is het?”
man 2: ”We moeten extra voorzichtig zijn.”
man: “Gaat het?”
vrouw: “Ik zou hem maar meer aandacht geven.”
man: “Hij heeft een plan. Toch?”
man2: ”Wat is er gebeurd?”
man; “Ik moet het alleen doen.”
vrouw:” Wat doe je?”
man: “Laat me los! Kijk omlaag.
vrouw: ”Wat heb ik gemist? Aaaaaaaaah.” vrouw: “Ik heb je.”
man2: “Er is geen mogelijkheid hem te vangen”
[fabrieksterrein ergens buiten de stad]
man: “Heb je ervaring met dit soort werk?”
jongen: “In mijn laatste baan heb ik mee te maken gehad.”
man: “Ze zijn buiten. Het is zeer dringend.”
jongen: “Ik dacht dat ik een grot zag. Maar het kwam uit het blauw. Heb je interesse?
man: “Wat voor hol is dit?”
man: ”Het is geen opgewekt verhaal. Ik kom bij mijn positieven.”
vrouw: “Laten we niet neer gaan.”
man: “Dit was echt, hij was er nog steeds.”
vrouw: “Waar dan?”
man: “Het warenhuis?”
vrouw: “Laten we dat uitvinden.” [fabrieksterrein ergens buiten de stad]
man: ”Kom jongen, niet in dit klimaat.”
man 2: “Hij gaat niets vertellen.”
man: ”Goed, je hebt je baan. Je loopt op en neer, nu en dan gooi je huisraad om. Dat is het. Heb je dit al eens gedaan?
jongen: “Ik ken de procedure.”
man: “Blijf buiten mijn gezichtveld. Alles wat je ziet is jouw probleem.”
[voice over, met muziek]
“Een tijdje terug hoorde ik muziek, in een winkel heel chique. Ik kom van de trappen gerold en danst de tegels grijs. Ik ben over mijn hoofd uit mijn dak en ik leef gespleten. Anders dan de rest van de wereld. Vrede. Waar komt die muziek vandaan? Over mijn hoofd uit mijn dak. Gezegend hij die plaatjes kan draaien. Geef, geef me. Geef me muziek!”
[ruime zaal waar een soort tribunaal plaats vindt]
advocaat: “Ik wordt er zo moe van, van deze discussie. Ik kan jullie niet overtuigen en het lijkt alsof jullie niet luisteren.”
rechter: “Misschien zit het mee.”
gerechtsdeurwaarder: “Stap achteruit!”
advocaat: “Hij heeft een regeling getroffen.”
rechter: “Waar is het rapport?”
beklaagde: “Ik kan de wetten van de fysica niet veranderen, maar het lijkt me veelbelovend.”
rechter: Snap jij de basis van al deze veranderingen. Intrigerend, het verandert zonder aanwijsbare reden. Het is een goed functionerend geheel.”
beklaagde: “Maar het verandert van vorm. Het is niet solide, slechts energie. Een gloed. Het lijkt op niets dat ik ooit heb gezien.”
advocaat: “Een mysterie blijft alleen een mysterie als we het blijven onderzoeken.”
rechter:: “Ik heb dit nog nooit gezien, het is net of het er niet is, of maar half. Het is een zomaar, een toevalligheid, een gerimpelde spanning.”
gerechtsbewaarder: “Wij zijn mensen van gerechtigheid. Was het noodzakelijk dat te doen?”
gezagsdrager: “We moeten de zaden van onrecht aanpakken. Ze zullen verdwijnen net alsof...”
rechter: “We zullen hem moeten controleren op crimineel gedrag. Is de jongen in gevaar?”
advocaat: “Ik heb nog een vraag: waarom er omheen draaien. Het is niet helemaal solide. Bedoelt u god?”
rechter: “Hoe zou u god beschrijven?”
beklaagde: “Zoals uzelf: niet solide, maar toch aanwezig.”
rechter; “Kunt u ons vertellen wat dat is. Is het god?”
beklaagde: “Hoe herkent u god? ”
rechter: “Niets zal u kwaad doen. Wees niet bang. Kunt u met hem spreken, kan hij tot u spreken?”
beklaagde: “Het lijkt erop dat deze god erg gesteld is op zijn kinderen. Het delen van de kracht van deze god lijkt goed te doen.”
gezagsdrager: “Is hij veilig?”
beklaagde: “U zag wat dat ding kan aanrichten.”
gezagsdrager: “Maar ik ben bezorgd.”
beklaagde: “Ik ook.”
vrouw: “Het was een fantastische keuze. Gezien ego's fase in de evolutie kunnen we verschillende waarden uitwisselen?”
man: “We kunnen de onkunde van de wet niet zien als een vorm van verdediging.”
meisje: “Volgens mij houdt god van schoonheid en is er geen mysterie meer als je alles bloot legt. Kijk, we zijn de dingen zat. Nu geloven de mensen niet, maar volgens mij is dat geen reden om iedereen het recht op respect en eigenwaarde te gunnen.”
man: “Ik besef dat ik egoïstisch ben geweest.”
vrouw: “Heb je er over nagedacht.” (...)
vrouw: “En?”
man: “Het doet me denken aan andere tijden. De verloren jaren waar naar hartenlust werd gedanst en gezongen.”
vrouw: “Het blauw. Het is je gelukt.”
vrouw: “De eerste die ik noem, heeft het meeste vooruitgang geboekt.”
vrouw: “Je bent met haar naar bed geweest. Ben je dat weer vergeten.”
man: “Meestal de laatste stuks. Precies.
vrouw: “Je kunt hem niet vertellen van dat meisje.”
man: “Hoe gaan we verder?
vrouw: (verontwaardigd) “We hebben niet iemand omgebracht.”
man: (boos) “Maar als hij denkt dat het jaloezie is?”
vrouw: “Hoe doet mij dat voelen?”
meisje: (verlegen) “Hoe zeldzaam dat is.”
man: “Denk je dat het lukt?”
vrouw: “Ze slaapt nog steeds.”
rechter: “Hoe ging het bij de advocaat?”
beklaagde: “Ze kan nog terugkomen?”
gezagsdrager: “DIT IS WAANZIN”
rechter: “Het is juist logisch. Ik weet dat met gelijke tijd betaald wordt. Het is slechts tijdelijk.”
Meisje: “Ik kan het doen.”
jongen: “Ik wou nog iets zeggen”
meisje: “Doe ik niet moeilijk?” (jongen schudt hoofd)
meisje: “Meen je dat?”
jongen: “Sommige mensen raken afgestompt, maar ze zijn andere mensen. Richt je vooral op de positieven!"
Meisje: “Wat doe je nou?”
rechter: “Zeg het nog eens.”
advocaat: “Je hoeft het niet te doen.”
rechter: “Goed, ik zal je helpen.”
advocaat: “Dat hoef je toch niet te pikken.”
beklaagde: “Ik voel me geen compleet mens meer.”
rechter: “Laat ons je dan helpen.”
beklaagde: “Niemand kan me helpen. Ik moet even alleen zijn.”
rechter: “Is dat de oplossing?”
beklaagde: “Ik denk niet dat ik het nog lang maak, ik kan amper voor mezelf zorgen. Probeer me er niet uit te lullen. Ik ga. Nu.”
man: “Ik ben stom. Ik realiseer me dat ik geen invalshoek heb. Gezien de geschiedenis van provocatie en woorden. Naast dat herinner ik me alles.”
vrouw: “Misschien wel.”
man: “Jawel.”
vrouw: “Ben je al dichter bij de oplossing van je besluit. Misschien moet je gewoon nu gaan.”
man: “Ik al alvast voor mezelf begonnen. Ik weet dat ik egoïstisch was.” vrouw: “Je moet gaan, je verdient het. We kunnen altijd samen zijn. Zonder beloften.” (...)
vrouw: “Je gaat het dus echt doen, he?”
man: “Iedereen heeft een ideaal beeld.”
advocaat: “Met welk plaatje ben je zelf in beeld. Ben jij blij met de keuzes die je hebt gemaakt.”
vrouw: “Dat is een mooi plaatje.”
man: “Ik voel me niet altijd zo.”
advocaat: “Maar dat doe je.”
vrouw: “Je hebt vrede met je verleden en je trekt je bescheiden terug als zaken je niet aangaan.
man: “Er is toch iets mis met dit plaatje.”
advocaat: “Ik heb het gevoel dat ik je heb laten schieten.”
man: “Neeee.”
vrouw: “Als dit allemaal goed afloopt dan. Ik wil je iets vragen.”
man: “Achteraf wist ik dat het geen toeval was. Stap voor stap. Ik heb gezworen dat ik zal doen wat ik te doen heb. Ik heb het duizend keer voorgehouden. Ik ben daarvan in de war. Er is geen, je weet niet waarom er voor je gedacht wordt. Ik vraag om kwaliteit, inclusief blauw.”
Vrouw: “Ja, het is niet echt.”
vrouw: “Alle relaties kennen problemen. Ik heb gelijk, toch?”
man: “Waarom ga jij niet verder met wat jij doet, en ik doe wat ik moet doen en dan zien we vandaar wel of we naar elkaar groeien. Goed?”
vrouw: “Ik wou dat ik het ook niet deed.”
Er was een voorspel geweest, hoewel heel subtiel. Omstanders zouden het niet opgemerkt hebben en ook zijzelf hadden amper door dat het voorspel begonnen was, totdat ze stomend in elkaars armen lagen, elkaar plotseling de kleren van het lijf rukten en probeerden uit alle macht hun verhitte lichamen samen te smelten, wat geheid gelukt zou zijn als ze niet brut onderbroken zouden zijn door hun gevoel voor realiteit (of een tekort aan oprechte romantiek).
“Ik denk dat hij slaap” “Nieuwe stemmen, nieuwe gezichten”
Pas op! Hij is kapot. Is er iets aan te doen? Je maakt je illusies. Ik ben erg in de war op het moment. Ik kan moeilijk bepalen waar de grenzen van de realiteit over gaan in de waanzin. Alle stoppen door, chaos, door het lint. Neen, gecontroleerde gekte bestaat niet. De grenzen opzoeken en dan op tijd weer terugkeren in de zin, de waan achter latend.