Al het mogelijke leven: hoofdstuk 4

Hij ontmoet Doorenbos in een café in Zuid. Ze drinken koffie en praten zacht.

‘Je hebt je wel wat op de hals gehaald,’ zegt hij tegen Doorenbos die over de rand van zijn koffiekopje naar hem kijkt. Hij heeft kleine samengeknepen ogen die te dicht bij elkaar staan.  

‘Dat is mijn werk.’

‘Weet je dat er een onderzoek naar jou gestart is?’

Doorenbos zet luidruchtig het kopje neer, zijn hand trilt. ‘Nee, wat, hoe?’

‘Helga van Veer zit op de zaak, ik heb haar niet kunnen tegenhouden.’

‘Verdomme man, hoe kan dat nou? We hadden toch een afspraak.’

Hij schuift in zijn stoel heen en weer.

‘Je moet me zeggen wat er gaande en wie de touwtjes in handen heeft.’

Doorenbos schudt zijn hoofd. ‘Onmogelijk.’

‘Vertel me dan in welke hoek ik het zoeken moet?’

Doorenbos aarzelt, maar is resoluut. ‘Ik kan je niet helpen.’

‘Waar ben je bang voor?’

‘Godver, man, want denk je? … je moet de zaak vertragen.’

De koffie smaakt hem niet meer, hij heeft snel iets anders nodig. Hij bestelt een kopstoot aan de bar. Hij kijkt Doorenbos aan, maar die zit nog steeds met zijn hoofd te schudden. Hij slaat de borrel achterover en wenkt de barman een nieuwe in te schenken. Hij gaat weer zitten.
‘De zaak rolt al,’ zegt hij, ‘er is geen houden aan.’

Doorenbos pakt zijn telefoon en belt iemand.
‘Met mij, … we zijn de klos… klote ja, …van die lange ja, hij zit hier voor me… nee hij weet dat niet, …. natuurlijk niet. Wacht nou effe, wanneer kan ik je zien?’ Met een beteuterd gezicht kijkt hij naar het beeldscherm.
Duidelijk een vrouw. Hij wacht tot Doorenbos weer gaat praten, maar deze stapt op, wil hem een hand geven, maar trekt deze weer in. Bij de deur blijft hij staan.

‘Dit is echt klote, man. Je moet haar tegenhouden.’

 

De Doorenbos die hij jaren geleden had leren kennen, was een heel andere man geweest: gedistingeerd, voornaam gekleed in dure pakken. De man die nu het café uitloopt ziet er verslagen uit, opgebrand, hij heeft medelijden met hem, maar kan vooralsnog niets bedenken om de zaak te traineren zonder dat het opvalt.
Een jonge vrouw komt aan zijn tafeltje zitten. Hij herkent haar niet en wil opstaan, maar ze legt haar hand op zijn arm.
‘Schat, zeg je me geen gedag meer?’
Hij bekijkt haar gezicht, ze is mooi, maar haar make up kan haar slechte huid niet verbergen. Hij maakt zich van haar los en betaalt aan de bar de rekening. Nog even kijkt hij naar haar. Wie is zij?      

Op de stoep voor het café blijft hij staan. Hij kijkt door het raam naar de vrouw die nog altijd aan het tafeltje zit. Heb ik met haar geslapen? Ze zwaait naar hem.

Als hij veel te laat op het bureau de vergaderruimte inloopt, -de commissaris is al aan het woord en kijkt verstoord op-, realiseert hij zich wie zij was. Hij gaat naast het grote beeldscherm staan en kijkt onaangedaan het zaaltje in. Op het scherm staat een schematische weergaven van de zakelijke en privérelaties van Doorenbos, maar vooral de politieke. De commissaris gaat verder: ’Doorenbos is de spin in het web, maar niet de enige. Ik wil dat jullie al zijn contacten nagaan, ik wil 24/7 surveillance en de zaak heeft top prioriteit. Helga zal een update geven.’
Helga die voor de gelegenheid een strak mantelpak draagt, gaat staan en loopt naar het beeldscherm, ze duwt hem ruw opzij.
‘Het gaat niet zomaar om fraude, het gaat om veel meer: afpersing, chantage en geweld wordt niet geschuwd. We kunnen Doorenbos niet direct raken, hij is sluw, maar we kunnen zijn netwerk onrustig maken, misschien gaat er iemand lekken. ‘

Op een tweede slide verschijnt een lijst overheidsorganisaties.
‘We hebben alle diensten ingelicht zoals jullie zien. We stellen een team samen waarin iedereen vertegenwoordigd is.’
Trots kijkt ze hem aan. Hij kijkt weg.
Vanuit achterin het zaaltje zit Marga naar hem te staren, ze fronst. Hendriks bladert ongeïnteresseerd in een dossier. De commissaris klapt in zijn handen. ‘Mooi aan de slag dan.’

Zijn tronie stond niet op het scherm met contacten, maar hij weet niet hoe lang het gaat duren voor ze doorkrijgen dat hij Doorenbos langer kent dan vandaag. Dat hij zaken heeft gedaan met hem in het verleden en die waren niet altijd even koosjer. Zo goed en kwaad als het kan heeft hij zijn sporen gewist, zichzelf buiten het Archief gehouden, maar Helga is een dossierbeest. Zwijgend loopt hij naar zijn kantoor.

Helga is hem gevolgd. ‘Denk je dat we hem te pakken hebben?’ vraagt ze terwijl ze op de rand van zijn bureau gaat zitten, haar rok zit hoog opgetrokken, hij ziet een vlekje op de kleine witte driehoek tussen haar benen. Ze slaat haar benen over elkaar en kijkt hem boos aan.
‘Is dat echt het enige waar jij aandacht voor hebt?’
Hij heeft niet door dat hij tamelijk lang naar haar benen heeft zitten staren. Zijn gedachten spinnen. Doorenbos wil dat ik de zaak ophoudt, hoe? Is dat urine of is Helga geil op hem? Wat een benen, wat een kuiten, wat een vrouw. Hij kijkt verdwaasd naar haar knieën . ‘Huh!’

‘Hallo, ik ben hier.’ Ze zwaait met haar armen.
‘Ja, ja rustig maar’, sust hij, ‘wat is je volgende stap?’

‘Ik heb vanmiddag een afspraak met de officier en het parket. Ik denk dat ze willen dat ik het team ga leiden.’
Hij voelt een vervelende druk in zijn hoofd terwijl ze dat zegt. Hij rust zijn hoofd in zijn handen en probeert na te denken. Ik zou het team moeten aanvoeren, dan heb ik controle. Hoe krijg ik haar op een zijspoor? Hij staat op en ijsbeert door het kantoor. Zij volgt hem met haar ogen. Hij gaat voor het raam staan en staart naar de kade, het meisje dat hij eerder had bespied, staat er weer, ze is draagt nu een fleurig zomerjurkje en kijkt zoekend om zich heen, ze draait op haar hielen, witte sneakers . Hij moet de neiging onderdrukken om zijn kijker te pakken.
Helga is opgestaan en komt naast hem staan.
‘Is er wat? Waarom zeg je niks?’
Hij mompelt wat onverstaanbaars. Hij ziet het meisje naar een jongen lopen, ze omhelst hem en moet op haar tenen staan om hem te kunnen kussen, haar jurkje waait op, hij ziet de aanzet van haar billen. Helga stoot hem aan. Ze staat heel dicht bij hem, hij kan de aangename geur van haar lichaam ruiken en verlangt naar haar aanraking.
‘Misschien moet ik zelf de zaak op me nemen,’ zegt hij uit het niets, ‘er staat veel op het spel.’
Helga neemt een stap terug. ‘Wat? Na al het werk dat ik erin gestoken heb?’

Hij knikt. Ja, dat is wat ik moet doen.

Zonder omhaal belt hij de officier, die zich kan vinden in zijn voorstel, hij heeft de meeste ervaring en de contacten. Diezelfde middag heeft hij een afspraak.
Helga is terecht boos en slaat de deur hard achter zich dicht. Opgelucht gaat hij achter zijn bureau zitten. Hij wil niet nadenken over wat er nu op het bureau gebeurt, maar hij heeft niet lang rust, zijn deur vliegt open en Helga stormt binnen.
Ze is mooi als ze boos is. Ze kwakt een stapel papier op zijn bureau, de helft valt op de grond.