Al het mogelijke leven: hoofdstuk 3
Zijn hoofd duizelt nog als hij achter zijn bureau zit. Van de stapel dossiers op zijn bureau wordt hij niet gelukkig, hij bekijkt ze vluchtig, verdeelt ze over drie stapels: urgent, te overwegen en kan ook later, en leunt dan vermoeid achterover in zijn stoel. Op zijn beeldscherm verschijnt een waarschuwing: de jongens van systeembeheer zijn hem op het spoor, zo lijkt het, hij verbruikt zogezegd teveel dataverkeer naar niet werk gerelateerde content. Hij controleert zijn browsergeschiedenis en ziet dat hij wat tabs open heeft laten staan, die hij snel weg klikt.
Het dossier Doornenbos ligt bovenop de stapel, met een geeltje van Helga met een niet te ontcijferen handschrift, het zal wel belangrijk zijn. De hoofdpijn waarmee hij vanmorgen wakker werd, is nog niet verdwenen. Vagelijk staat hem bij wat er gebeurd is; er was in ieder geval veel drank bij betrokken. Hij krabt zijn kruis en gaat verzitten om een scheet de vrije ruimte te geven. Doorenbos, concentreer je, wat kan er mis gaan en wie was de mysterieuze beller? Wie heeft er het meest baat bij als het onderzoek wordt gestopt? Doorenbos zelf staat in de schaduw van iemand anders, maar wie?
Zonder kloppen stapt Helga zijn kantoor binnen. Ze ziet er alles behalve wakker uit, ze heeft zwarte kringen rond haar ogen en ze ziet er verward uit.
‘Heb jij het Doorenbos dossier?’
Hij wijst naar zijn bureau en klapt de map dicht. Als hij het haar wil overhandigen, protesteert ze hevig.
‘Nee, nee, ik wilde alleen weten of jij het hebt. Ik was vergeten dat ik het met de interne post had verstuurd.’
Hij wijst op het geeltje. Ze knikt.
‘Wat staat erop dan?’ vraagt hij.
Helga staart naar de map en dan naar hem.
‘Ik wilde het niet meer, ik bedoel, weten we zeker dat we er mee door moeten gaan?’
‘Wat is er sinds gisteravond gebeurt?’
‘Hoe bedoel je’
‘Ik bedoel dat je gisteren de frontale aanval wilde inzetten en nu niet meer?’
Helga gaat zitten. In haar nek zijn rode vlekken zichtbaar en haar borstkas gaat op en neer door de onrustige ademhaling. Hij vraagt zich af of haar tepels tegen de stof van haar blouse aan schuren.
‘Gisteravond, das een ander verhaal,’ begint ze, ‘nadat jij me had aangerand,’ Ze kijkt hem boos aan, ‘ben ik met Hendriks meegegaan, of beter, Hendriks is met mij meegegaan, hij heeft me thuisgebracht.’ Ze aarzelt even, staart naar het raam. ‘Enfin, maar goed ook.’
Hij wacht op het verhaal, maar ze is er niet helemaal bij.
‘Maar goed ook?’
Ze kijkt op naar hem en lijkt verbaasd hem te zien. Dan realiseert ze zich waar ze is. ‘Ja, hij heeft me geholpen… Er was ingebroken. Alles lag overhoop en stuk. Iemand heeft alles aan gort geslagen.’
‘Een waarschuwing?’ hij stelt de vraag en weet het antwoord.
Ook Hendriks komt het kantoor binnen, van hun drie ziet hij er nog het minst gehavend uit. ‘Wat nu?’
Hij belt met de officier, maar die laat er geen twijfel over bestaan, dat de zaak aan het rollen is en niet kan worden gekeerd; alle partijen zijn op de hoogte en het Parket heeft de nodige stukken al rondgestuurd. Vloekend legt hij zijn telefoon neer.
‘Ik zal interne zaken inlichten,’ zegt hij, ‘is er meer dat ik zou moeten weten?’ Helga en Hendriks kijken elkaar aan. Ze schudden beiden het hoofd, maar hij weet dat er iets is. Hij weet het zeker.
Hij overhandigt het dossier aan Hendriks. ‘Neem jij dit onder je hoede?’
Hendriks kijkt aarzelend naar Helga, die met haar ogen aangeeft dat hij het dossier niet moet aannemen. Ze grist de map uit zijn handen.
‘Alles is stuk,’ jammert ze weer, ‘alles.’
Hendriks wil zijn hand op haar schouder leggen, maar ze maakt een afwijzende beweging en loopt naar de deur. ‘Het is goed, ik neem de zaak op me.’ Weg is ze. Henriks volgt haar tam.
De zaak Doorenbos wordt een blok aan ons been, bedenkt hij en hij vervloekt het moment dat het dossier op zijn bureau belandde. Van wie had hij het eigenlijk gekregen? Hij belt de commissaris, maar die weet van niets.
Het dossier was een paar weken eerder samen met een aantal andere mappen op zijn bureau beland. Hij was er mee begonnen als elke andere zaak: hij had informatie ingewonnen, met meerdere mensen gesproken en had uiteindelijk inventaris opgemaakt van strafbare of onoorbare feiten. Het hele protocol had hij afgewerkt. Zijn conclusie was geweest: sluiten die hap, te ingewikkeld, teveel haken en ogen, weinig kans van slagen. Toch had nota bene Helga de zaak opgepakt. Waarom?
De telefoon op zijn bureau rinkelt, verbaasd kijkt hij naar het display –de vaste telefoon wordt al lang niet meer gebruikt- het is een extern nummer.
Eerst hoort hij alleen maar ruis, maar in de ruis klinkt vaag een vrouwenstem, hij kan niet verstaan wat zij zegt, maar de toon is angstig en gehaast. Hij hoort een korte klap en daarna is de verbinding verbroken.
Snel toetst hij een nummer.
‘Kunnen jullie dit laatste gesprek traceren,’ zegt hij alleen maar en hangt op.
Niet lang daarna wordt hij teruggebeld, het nummer is niet herleidbaar, het is omgeleid. Hij zucht.
Om zijn gedachten te verzetten scrolt hij op zijn telefoon naar afleiding, naakte meisjes in uitdagende posities komen voorbij, bij een enkele foto kijkt hij langer, aandachtiger, zoomt in op details om daarna onverstoord verder te scrollen. En dan ziet hij haar: de vrouw van zijn dromen, naakt uitdagend, op iedere foto staat zij niets verhullend te pronken met haar lichaam. Hij is geschrokt en klikt haar weg. What the fuck.