Zeven opdrachten
1. Maak een schilderij van een landschap, waarbij je gebruik maakt van zwart licht (blacklight) en fluoriderende verf wit en rood in combinatie met acryl, zwart en een steunkleur. Schilder zo dat het landschap een andere betekenis heeft met en zonder de invloed van blacklight.
2. Schrijf een gedicht van 17 regels en maximaal 71 woorden, waarin de eerste regel een positief beeld schetst van een ondenkbare situatie, de tweede regel probeert de situatie uit te leggen, de derde regel weerspreekt de eerste regel, de vierde regel is volgzaam, regel vijf is kortaf en puntig, de zesde regel maakt niet uit, de zevende regel herhaalt de stelling, de achtste regel peilt de stemming, de negende is een witregel, de tiende is wat het verdiende, de elfde voorspelt regel twaalf die op haar beurt regel dertien ontkent, regel dertien bestaat niet, nummer veertien neemt het recht, nummer vijftien verdedigt nummer 16 tegen de laatste regel, de laatste regel herhaalt alles.
3. Schrijf een verhaal dat heel droevig begint en dan na een vervelende situatie en een onverwachte wending nog droeviger wordt. De verhaalwending begeeft zich in het gebied tussen waar en waan. Daar waar we niet mogen komen. Het verhaal wordt steeds zwarter en duister en op het dieptepunt, als de lezer zwaar gedeprimeerd onderuitgezakt in de bank hangt, dan sla je toe met een venijnige grap, die niemand ziet aankomen.
4. Schrijf een verhaal met een happy end, maar laat het voor de lezer onduidelijk zijn of het met hem goed afloopt na het lezen van het verhaal. Zal de lezer voor altijd veranderd zijn of is dit maar een vreemd gedachten experiment waarin hij terecht gekomen is?
5. Schrijf een verhaal waarin de hoofdpersoon een boek leest dat hem zo aangrijpt dat hij denkt dat hij in het boek leeft. De gebeurtenissen in het boek gelijken de dingen die hij zelf meemaakt, maar net iets anders, net iets dwingender, wellicht gestuurd. De hoofdpersoon van het verhaal wordt de hoofdpersoon in het boek dat hij leest. Hij kan zijn eigen leven teruglezen en zelfs vooruitlezen, als hij maar snel genoeg leest. Hij kan zich zelf inhalen en dingen bedenken die hij dan even later meemaakt. Hij kan ook het verleden herschrijven en wachten op een nieuwe toekomst.
6. Maak een schilderij op een doek van 100 x 80 cm, met acryl, zwart, wit, rood, blauw en amber. Met grove streken een abstract beeld maken, waarbij het lijkt alsof iemand er heel lang op heeft zitten studeren. De kracht van het schilderij moet de verstilling zijn van een niet te uiten waarheid. Het moet een schok teweeg brengen, als het beeld begrepen wordt. Het schilderij in een verduisterde ruimte exposeren, waarbij het licht langzaam dooft als je het schilderij nadert.
7. Schrijf een verhaal op een A4-tje. Het begin moet het antwoord zijn op een vraag die als laatste gesteld wordt in het verhaal. Laat het verhaal gaan over een onmogelijke liefde die onmogelijk blijft, over een hoofdpersoon die lijdt, jammert en klaagt, met veel schuldgevoel en ontembare verlangens en laat de hoofdpersoon in verwarring doordraaien tot het gewelddadige toe.