Eerste drogrede
In niet mis te verstane woorden dwong de jongen respect af, hij was schrander, soms even uit evenwicht, maar dat charmeerde hem. Dan zag je hem schuchter lachen en in zichzelf mompelend wegdromen. Meertijds was hij zwijgzaam en in zichzelf gekeerd. Als hij sprak was de inhoud van zijn woorden afgewogen en had hij alles meerdere keren overdacht. De methode die hij hanteerde was belangrijker dan de woorden die hij bezigde. Er zat niet veel flair aan. Hij sprak droog, zogezegd. Hij was niet de gevatte spreker die met spraakwatervallen zijn aanhoorders kon vermaken.
De woorden zijn vooral waar. Hij sprak sporadisch, maar als hij sprak sprak hij met gewicht.
Tweede drogreden
Achter elk woord rommelt een betekenis. We weten wat het is, maar om het onder woorden te brengen is mega lastig, zo niet onmogelijk. Dat weet hij. Er is geen zwart/wit, het is geen vals dilemma, niet een I of O, maar een overgang van oneindig veel mogelijkheden naar oneindig veel mogelijkheden. Niets is zeker en zelfs dat niet.
Derde drogreden
Ik weet het natuurlijk niet. We weten helemaal niets, hoe graag we ook zouden willen, we zullen weten wat we behoren te weten, maar er zal zich altijd een nieuwe werkelijkheid aanbieden, een die je niet had kunnen bedenken. Ondenkbare vooruitzichten.
Vierde drogreden
Terwijl hij over zijn schouder achter zich kijkt, voltrekt zich voor hem, buiten zijn gezichtsveld een tafereel af dat hem hoogst zou interesseren. Zijn aandacht gaat uit naar dat wat zich achter zijn rug afspeelt. Zijn attentie werd getrokken door een gerucht, een geluid, een zacht bewegen. Eerder was het hem niet opgevallen. Het leek of hij een staart achter zichzelf aansleepte, hoewel het niet meer was dan een vage aanwezigheid, een vermoeden.
Vijfde drogreden
Waarom hij er juist nu over nadacht. Hij kon zichzelf wel voor de kop slaan. Waarom had hij de gedachten ruimte gegeven? Bij het eerste aandringen had hij moeten onderdrukken. Hij had zijn gedachten moeten stoppen door een liedje te zingen of een deuntje te fluiten. Hij had afleiding moeten zoeken, maar nee, hij had zijn gedachten de vrije loop gelaten en moest nu de consequenties aanvaarden van de neerwaartse spitaal die was ingezet nog voor hij door had dat zijn gedachten werden omgebogen. Op het eerste gezicht leek het namelijk vrij onschuldig, frivool zelfs, maar naarmate hij er langer over nadacht overheerste de naargeestigheid, en begreep hij ook dat er geen weg terug was, althans nog niet; eerst moest alles uitkristaliseren, ontvouwen worden, voordat hij kon vergeten. Wat hij het liefste deed.
Zesde drogrede
Argument van de onwetendheid (argumentum ad ignorantiam) een stelling is waar, omdat niet is bewezen dat zij onwaar is.