Willem Steeper is een project. Het is nooit helemaal duidelijk wat het project inhoud. En laten we het kort houden. Het kan van alles zijn.
Populaire inhoud
Primaire tabs
-
-
'Plaats delict I' is een onderzoeksproject van Willem Steeper
Plaats delict I
Er is iets gebeurd, maar het is niet duidelijk wat. Er zijn bloedsporen maar er is geen slachtoffer of dader. Er is bloed en er is een verdenking.Waar de verdenking vandaan komt is niet duidelijk, de verdenking werd uitgesproken en daarmee was het een feit.
Bij verdenking vind onderzoek plaats. Gedegen onderzoek, diep gravend en uitgebreid. Er gaat een scherm omheen tegen pottenkijkers en dan komen de witte pakken en interessante koffertjes met gevoelige apparatuur.
-
Ik ben in het atelier De witte doos en peins over de versnipperde stad. Wat wil ik eigenlijk onderzoeken? Ik heb de stad opgeknipt en representeer haar door herschikking. De stad wordt ontmanteld en weer opgebouwd. Het gaat om het beeld van de stad, niet om de connotaties of de proposities. Als het om de betekenis zou gaan zou ik de stad in tact kunnen laten, maar het is juist het wegnemen van alle betekenis -door de betekenisgever te verwijderen uit zijn habitat- dat de stad kan bestaan in gestapelde vorm, de overgangsfase, naar een nieuwe ordening.
-
Natuurlijk zou iedereen die Been I heeft gekend willen dat hij terugkeert. Het magische gehalte van Been I is onweerstaanbaar. Maar niemand doet enige moeite te zoeken of zijn naam hoog te houden. De persoonlijke relatie met Been I is belangrijker dan het gemeenschappelijke.
[Eerste schetsen, zonder correcties]
-
Uiteindelijk leek het allemaal ver weg. Ja, er was veel gebeurd, maar zoveel gebeurt elke dag. De impakt was enorm geweest, dat had iedereendie maar enige kennis had over de wereldgeschiedenis en de economie zich gerealiseerd, maar de verbijstering van het eerste moment maakte snel plaats voor de dagelijkse beslommeringen. Niet iedereen was verbaasd.
-
-
I
Geweld is latend aanwezig. Zeggen dat je geweldloos bent is niet meer dan het aanbrengen van een beschermende laag om je ervan te weerhouden geweld te gebruiken.
Het vervaardigen van het explosief is als een sacrale ceremonie: de onderdelen worden keurig gerangschikt en op volgorde van assembleren klaar gelegd. De documentatie, voor zover nodig, ligt klaar ter raadpleging en de omgeving is secuur afgesloten van de buitenwereld, om interventies te voorkomen.
-
Voorwoord
Ongenaakbaar , afwijzend, onbereikbaar, ontoegankelijk, terugstotend, trots .Ongenaakbaar 1) Hoogmoedig 2) Inaccessibel 3) Niet te naderen 4) Niet toegankelijk 5) Niet te benaderen
Ongenaakbaar
arrogant (bn) : aanmatigend, hooghartig, hoogmoedig, ingebeeld, laatdunkend, minachtend, ongenaakbaar, opgeblazen, opschepperig, pedant, uit de hoogte, verwaand, waanwijs, zelfingenomen
trots (bn) : arrogant, hooghartig, hoogmoedig, ongenaakbaar, opgeblazen
trots (bn) : fier, groots, hoogmoedig, hovaardig, ongenaakbaar
-
In een afgelegen straat komt een auto met hoge snelheid aanrijden. Het glimmend chroom spat zonnestralen tegen de ramen. Gierende banden en het slaan van deuren is de aankondiging van een arriveren. Een statige figuur, gekleed naar geheel eigen inzicht staat op het trottoir en biedt zijn arm de hoogblonde diva aan zijn zijde. Zij weigert lachend en loopt de treden van de trap op, naar de hoge voordeur die bij aankomst op de laatste treden, krakend opengaat, waarna in het deurgat een met armen gespreide jonge vrouw doet verschijnen. Zij is opgewekt en vrolijk en blij haar blonde haar te laten te zien. Het man-zijn negeert zij beleefd.
-
Wat is de zin van de aanslag? De jonge vrouw komt om bij de aanslag, maar niemand weet wat de achtergrond is bij dit verhaal. Wie is de vrouw die het pakje aanneemt? Het pakje dat in haar gezicht explodeert en waarvan de herkomst onbekend is. Wie heeft haar het pakketje overhandigd? En waarom?
Journalist Simon Tepper (Siem) komt bij toeval op het spoor van een mogelijke dader.
Zijn onderzoek stuit echter op veel lege plekken, oningevulde gebeurtenissen die lijken alsof ze nog zouden moeten plaatsvinden. Het is niet een puzzel die Simon moet oplossen, hij lijkt het verhaal te moeten bedenken en alles wat hij bedenkt is waar: de werkelijkheid vormt zich door zijn gedachten.
Zo is daar een opdrachtgever, wiens naam en identiteit volledig blanco is. Er is een giftgever -de boodschapper-, er is een slachtoffer en er is een hoop rommel en chaos. Deze werkelijkheid is chaos die wacht geordend te worden.
Het verhaal is groot, groter eigenlijk dan Simon kan bevatten. Het zijn slechts vermoedens die waarheid blijken te zijn. Naarmate Simon verder komt met zijn onderzoek, stapelt de informatie zich op.
De onderzoeksvraag, wie hebben er belang bij dat deze jonge vrouw werd omgebracht, blijft lange tijd onbeantwoord.
De Jonge Vrouw
De jonge vrouw, haar naam zal ik uit privacy overwegingen niet openbaar maken, we noemen haar slechts Jonge Vrouw,
De Jonge Vrouw woont samen ment een vereenzaamde jongeman van in de dertig, veelal in het zwart gekleedt, donkere kringen rond de ogen, rokend. De Jonge vrouw heeft geen seksule omgang met hem. Zij heeft een relatie maar het is onbekend met wie.
Het onderzoek van Simon Tepper leidt vooralsnog tot niets. In ieder gevag valt er niets te publiceren. Hij heeft wat losse eindjes die hij wel al met zijn hoofdredacteur heeft besproken, maar die nog geen verhaal vormen, hij gist en hij trekt, maar hij heeft nog niets hard.
Van de redactie krijgt hij de ruimte om onderzoek te doen, maar hij mag zich niet uitsluitend bezig houden met een onderwerp.
-
In een afgelegen straat komt een auto met hoge snelheid aanrijden. Het glimmend chroom spat zonnestralen tegen de ramen. Gierende banden en het slaan van deuren is de aankondiging van een arriveren. Een statige figuur, gekleed naar geheel eigen inzicht staat op het trottoir en biedt zijn arm aan de hoogblonde diva aan zijn zijde. Zij weigert lachend en loopt de treden van de trap op naar de hoge voordeur die bij aankomst op de laatste trede, krakend opengaat. In de deuropening verschijnt een met de armen gespreide vrouw. Ze is oud en moe, maar opgewekt en vrolijk en blij blond te zien.
-
Het mag ook niet zo heten! Het mag ook niet zo zijn. We hebben het altijd geweten maar weigeren bewust te zijn; te accepteren wat werkelijk gebeurde en niet wat er later bij verzonnen was. Een fantasie waarvan iedereen deelgenoot werd en waardoor het hele verhaal waarachtig werd. Achteraf verklaarde ik mijzelf een buitenstaander, uit zelfbescherming of schaamte, maar ik was terdege deelgenoot geweest, tegen wil en dank en ik was zoals iedereen ondergedompeld en ingedut. Onze wereld was dan ook een stuk aangenamer dan de wereld om ons heen. Let wel in die tijd bestond uiteraard maar één werkelijkheid en maakte niemand onderscheidt tussen het hier en nu, en het ondenkbare, -een (on)mogelijke wereld-, waaraan wij ons hadden kunnen spiegelen.
-
Hij wil er niets van weten. Men komt hem regelmatig vertellen wat er aan de hand is en waarom het hem aangaat, waarom het belangrijk is dat hij zich er in mengt. Maar hij verdomt het. Hij wenst er niet aan herinnerd te worden en toch komen ze elke keer weer aan de deur en hij is zo dom om open te doen. Soms zetten ze hun voet tussen de deur, maar daar heeft hij iets op gevonden: hij poot de punt van de paraplu boven op de voet, meestal zijn ze dan snel weg.
-
Okee. Het begint zo.
Er kan geen moment voorbij gaan zonder aan haar te denken. Elke willekeurige gedachte is op een of andere manier aan haar verbonden. Of hij wil of niet. Elke geur, elke vrouwenblik, bewegende heupen, tikkende naaldhakken op een koude marmere vloer in een lange bogengalerij. Hij huivert.
Daar staat hij dan op de Amstelbrug. Hij kijkt naar het donkere water, hij verstilt.
Het is onmogelijk om op andere gedachten te komen. Hij verlangt naar haar tot in de uiteinde van al zijn zenuwen. Wat wil hij?
Hij staat op de brug, het is een zwoele, rustige avond, hij kijkt even naar de sterren, dan weer naar het water. Het water maakt hem onrustig, teveel informatie, water beangstigt hem, het is een niet te bevatten hoeveelheid aannamen, een zwart gat. Golfjes klotsen tegen de pijlers, hij focust op het detail. Golfjes, aangewakkerd door de zwoele wind of een langszwemmende zwaan of een paar eenden. Er drijft wat plastic en een paar lege blikjes.
Alles associeert hij met haar, en alles wat zij vertegenwoordigt, en alles richt zich ook op haar. Kennelijk is hij waanzinnig en niet voor rede vatbaar. Hij zou geholpen moeten worden, maar er is niets te genezen.
Zijn handen doen zeer van de vaste grip waarmee zijn handen de reling vastklampen.
Het is een hoogst dramatisch moment. Vioolgeluid zwelt aan.
-
(als de mens voor 95% uit zand zou bestaan zouden we in de woestijn zwemmen) Wat is een zekerheid? Een bewering? Een constatering? ...een wreed man: eerst speelt hij met de poes, aait het, spreekt het toe met lieve woorden om het vervolgens in de vlammen van de haard te werpen, en als ze het vuur ontvlucht duwt hij het terug met een pook.
-
In het wilde weg.
Vandaag voel ik mij statig. Fier zogezegd.Ik wordt wakker in een aangename roes. Lang hoef ik mijn ogen niet open te houden, ik mag doezelen, wegdromen en weer terugkomen, droom na droom waarin ik machtige avonturen beleef. Als ik definitief mijn ogen open is alles anders: helder, klaar, opgeruimd.
Tussen de regels van de chaos zit een boodschap verborgen.
-
Simon Tepper is een jonge journalist die nog maar weinig grote zaken heeft onderzocht en eigenlijk niet verwacht dat hij ooit nog een grote zaak onder handen zal krijgen. Hij denkt dat hij is veroordeeld tot een middelmatig bestaan als bureaujournalist die de kruimels mag opvegen van de charismatische collega's.
Hij heeft er vrede mee. Zijn leventje kabbelt door, maar toch knaagt er iets.
Volkome onverwachts krijgt hij de opdracht een aanslag te onderzoeken. Een jonge vrouw is door een bompakket om het leven gekomen en de recherche zit op een dood spoor. Simon duikt in de zaak, hij stuit op weerstand, rookgordijnen worden opgeworpen en iemand lijkt constant zijn aandacht af te willen afleiden.
Niets in het verleden van de jonge vrouw geeft aanleiding voor de moord. Het intrigeert Simon dat een aanslag gepleegd wordt op iemand die niets te verbergen heeft. Simon kan niet geloven dat het een vergissing is van de terrorist. Zou het smetteloze bestaan van de jonge vrouw een dekmantel zijn. Is zij te onschuldig?
-
{Dit deel zou verfilmd kunnen worden. Het zijn schetsen voor een film of toneelbewerking voor 'De Ongenaakbare'.}
De Ongenaakbare [voice over , sfeerbeelden]
[een stel staat op een veranda in het maanlicht]
man: “Laten we terugkeren naar huis. Samen. Gearmd.”
vrouw: “Wat bedoel je?” man: “Terugkeren. Rennend. Blijven praten” vrouw: “Ga je dan wel?”
man: “Welzeker”
vrouw: “Waar ga je heen?”
man: “Weet ik nog niet. Het was iets op een feestje dat me van gedachten deed veranderen. Het spijt me van die andere dag.”
vrouw: “Geeft niet.”
man: “Het was iets in dat huis. Ik ben een groot aanhanger. Denk je niet dat ik te ver ga?"
vrouw: “Nee, ga door.”
man: “Ik denk dat ik dat figuur ben. Wacht even. Ik denk dat ik dat figuur ben die ik dacht te zijn, maar dat ben ik niet, niet voor mezelf, maar ook niet voor jou. Ik ben wat jij me wilt laten zijn.”
vrouw: “Dacht het niet, eikel! Dat kun je niet doen. Je speelt met een hard hoofd”
man: “Maar ik ben toch niet meer dan ik denk dat anderen mensen vinden dat ik ben?”
[een ruime zaal, waar een soort tribunaal plaats vindt] hoogwaardigheidsbekleder: “We worden uitgesloten”
advocaat: “100%”
hoogwaardigheidsbekleder: “Ongelukkigerwijs had de voorzitter van het debat hoofdpijn”
rechter:“Wat is uw oordeel over het recht op rechtvaardigheid?”
advocaat 2:(mompelend) “Dank u, we hebben geen antwoord.”
rechter: (wijzend naar de zaal) “De raad van vertrouwelingen denk daar anders over!”
advocaat:“Ah, dat is het recht op debat. Dat is hoe het gedaan dient te worden.”
rechter: “Woorden zijn niet altijd gemaakt naar een goed voorbeeld. We moeten ons hoofd recht houden. We moet een houding aannemen.” rechter: “Het is goed, we maken er wat van. Je komt terug in de groep. Wees niet bang, je bent werkelijk..”
beklaagde: “Kom op, ik deed mijn deel, wat meer wordt er van mij verwacht?”
advocaat: “Het is voorbij, ik weet niet”
[in een donker steegje, twee mannen]
man: “Wat doet u?”man 2: “Wacht, wacht...”
man: “Deze man veronachtzaamd mijn bestaan!”man 2: “Ik geloof dat ik blauw zie.”
man: “Goed, fantastisch.” [een vrouw aan de telefoon]
vrouw: “Hallo, hoe gaat het met je?”man: “Oh ik heb een kamer gehuurd verderop. En jij, ga je verkassen?” vrouw: “Ja ik heb genoeg van die duffe ruimte. Ik wil meer licht. Ik heb nog twaalf uur.”
man: “Kom over een minuutje langs, misschien kan ik je helpen.”
[een man aan de telefoon]
man: “U bent welkom aanstaande zaterdag op onze bijeenkomst. Dan kunnen we bijpraten,”
vrouw: “Ik kom.”
man: “Wanneer bent u er dan?”vrouw: “In ieder geval voor enen.”
[man op een sofa, vrouw bij het raam]
vrouw: “Misschien is het niet te laat om een gek van jezelf te maken of de gek in jezelf los te laten. Ik zal beledigd zijn als u het niet doet. Of u er klaar voor bent of niet, de toekomst komt eraan.”
man: “Ik had het niet verwacht.” vrouw: “We zijn in de lucht en hebben het woord.”
man: 'Ik laat het op me afkomen. Zoals het is, is zoals het is.”
[voiceover, sfeerbeelden]
“Laten we de takjes van de bomen.
Laten we vandaag eens gek doen. Ik wil een mooie rand hebben, en niet zo gerafeld. Het vooral plezier hebben. Laten we die laag weghalen, u ziet hier de bodem, waar van alles gebeurt./ Het is gek, maar dit is precies zoals sommige dingen geen zin lijken te hebben. Gek geel, soms weggeduwd. En op de top ziet u een klein beetje rood. Maar dat is niet meer dan een weggevallen druk in mijn hoofd. Ik houdt er van om dingen over de rand te hangen. Dat vind ik fijn. Voor mij is dat het mooiste dat bestaat. Hier, is dat niet mooi? Kijk hoe een mooi effect dat geeft! Daar gaan we. Ik val van de rand af maar kom zacht neer. Ik raak het blauw maar het lijkt wit. Hier dan. Ik zie het. Een kleine waterval, van op naar neer. Maar zo gaat het. Precies zo. We zien nog een rots, met opspattend water. Daar, zie maar. Water, water water. Eenvoudig water. Het water komt neer, geloof me.”
[man op sofa, vrouw bij het raam]]
vrouw: “Je bent uitverkoren.”
man: “Uitverkoren voor het kerkhof?”
vrouw:“Precies, wat je zegt. Heb je ooit gedroomd dat je iemand anders was. Misschien een slaaf of een meester.”
man: “Een slaaf, ooit. Ik ben de slaaf van mijn eigen gestalte.”
vrouw: “ Kom met me mee naar het kerkhof en ik zal het je laten zien. Heb ik je ooit verteld over dat rare idee?”
man: “Wacht even.”
vrouw: “Ik vraag je even te kijken.”
man: “Ja, ja.”
vrouw: “Het is maar een flauwe notie. Het is niet het kerkhof. Als wel het park waar het in ligt. De bomen daar zijn anders, maar ook de lucht is niet zoals de lucht elders is. Ijl, mistig.
man: “Wordt wakker!”
vrouw “Maar ik zou toch aandachtiger zijn. Meer kijken , meer zien. Meer zien dan er werkelijk is. Dat is toch het devies. Twee plus Twee. Of wat dan ook.”
man: “Hoe kom je erbij?”
vrouw (verontwaardigd lachend) “Nou, ja.”
man: “Wat is er grappig?”
vrouw: “Een plus een is drie. Toch?”
man: “De som van.”
vrouw“...jouw edele delen. Me hoela!”
man: (overtuigend, eindigend in een snik) “Het onnoembare benoemd.” vrouw: “Ja, je huilt, maar je weet niet waarom.”
[oude vrouw tegen haar echtgenoot]
oude vrouw: “Oh, ....” echtgenoot:“Jij ook.”
oude vrouw: “Het spijt me. Doe het fout. Doe het zoals jij denk dat het moet. Aaah. Doe wat je niet laten kunt!”
[veranda man en vrouw in maanlicht]
man: “Het was werkelijk fantastisch”
vrouw: “Hoe bedoel je?”man: “Het was ophelderend vooral.”
vrouw: “Maar daar ging het toch niet om?”
man: “Waar heb je het over?”
vrouw: “Wat was er op te helderen.”
man: “De laatste dag van de dagen die nog restte.” vrouw: “Dat stijgt uit boven mijn hoofd.”
man: “Dat is een goed ding.”
[ruime zaal waar een soort tribunaal wordt gehouden] hoogwaardigheidsbekleder: “Waar blijft dan de waardigheid?”
advocaat: “Van wat of wie?'
rechter: “Bent u gediend met een zwijgende getuige?” hoogwaardigheidsbekleder: “Nee, en wat bedoelde u...?
rechter: “Dat is te regelen, maar voor niets gaat...” hoogwaardigheidsbekleder: “Het is al goed, ik betaal voor mijn zonden. Zeg mij wat u eerder zeggen wilde”
rechter: (de hoogwaardigheidsbekleder negerend) “De getuige zal er zijn.”
[veranda man en vrouw in maanlicht]
vrouw: “Je wilt hier weg toch?”
man: “Ja, maar niet ten koste van alles.”
vrouw: “Je bent gek.”
man: “We zullen verhongeren of we vriezen dood als vluchtelingen voor gerechtigheid.”
vrouw: “He, denk je dat ze ons zullen vinden? Ben je er vaker geweest?”
man: “Ik ben overal geweest. Kijk om je heen en kijk naar alles dat je lief is. Vergeet het dan. Je kunt niet terugkeren, iedereen weet dat. Op een dag zul je niet meer weten. Je zult op andere gedachten gebrand zijn”
[heupwiegende vrouwenbillen] “Waar komt de muziek vandaan? Oh, ah, vertel me waar de muziek vandaan komt. Rollende bas en scherpe vrouwentongen. Waar komt de muziek vandaan? Neem me mee dansend de straat op en maak het plaatje compleet dat mijn dromen verstomd. Waar komt de muziek vandaan, jongen? “
man: “Daar is het!”
vrouw: “Maar wat is het?”
man 2: ”We moeten extra voorzichtig zijn.”
man: “Gaat het?”
vrouw: “Ik zou hem maar meer aandacht geven.”
man: “Hij heeft een plan. Toch?”
man2: ”Wat is er gebeurd?”
man; “Ik moet het alleen doen.”
vrouw:” Wat doe je?”
man: “Laat me los! Kijk omlaag.
vrouw: ”Wat heb ik gemist? Aaaaaaaaah.” vrouw: “Ik heb je.”
man2: “Er is geen mogelijkheid hem te vangen”
[fabrieksterrein ergens buiten de stad]
man: “Heb je ervaring met dit soort werk?”
jongen: “In mijn laatste baan heb ik mee te maken gehad.”
man: “Ze zijn buiten. Het is zeer dringend.”
jongen: “Ik dacht dat ik een grot zag. Maar het kwam uit het blauw. Heb je interesse?
man: “Wat voor hol is dit?”
man: ”Het is geen opgewekt verhaal. Ik kom bij mijn positieven.”
vrouw: “Laten we niet neer gaan.”
man: “Dit was echt, hij was er nog steeds.”
vrouw: “Waar dan?”
man: “Het warenhuis?”
vrouw: “Laten we dat uitvinden.” [fabrieksterrein ergens buiten de stad]
man: ”Kom jongen, niet in dit klimaat.”
man 2: “Hij gaat niets vertellen.”
man: ”Goed, je hebt je baan. Je loopt op en neer, nu en dan gooi je huisraad om. Dat is het. Heb je dit al eens gedaan?
jongen: “Ik ken de procedure.”
man: “Blijf buiten mijn gezichtveld. Alles wat je ziet is jouw probleem.”
[voice over, met muziek]
“Een tijdje terug hoorde ik muziek, in een winkel heel chique. Ik kom van de trappen gerold en danst de tegels grijs. Ik ben over mijn hoofd uit mijn dak en ik leef gespleten. Anders dan de rest van de wereld. Vrede. Waar komt die muziek vandaan? Over mijn hoofd uit mijn dak. Gezegend hij die plaatjes kan draaien. Geef, geef me. Geef me muziek!”
[ruime zaal waar een soort tribunaal plaats vindt]
advocaat: “Ik wordt er zo moe van, van deze discussie. Ik kan jullie niet overtuigen en het lijkt alsof jullie niet luisteren.”
rechter: “Misschien zit het mee.”
gerechtsdeurwaarder: “Stap achteruit!”
advocaat: “Hij heeft een regeling getroffen.”
rechter: “Waar is het rapport?”
beklaagde: “Ik kan de wetten van de fysica niet veranderen, maar het lijkt me veelbelovend.”
rechter: Snap jij de basis van al deze veranderingen. Intrigerend, het verandert zonder aanwijsbare reden. Het is een goed functionerend geheel.”
beklaagde: “Maar het verandert van vorm. Het is niet solide, slechts energie. Een gloed. Het lijkt op niets dat ik ooit heb gezien.”
advocaat: “Een mysterie blijft alleen een mysterie als we het blijven onderzoeken.”
rechter:: “Ik heb dit nog nooit gezien, het is net of het er niet is, of maar half. Het is een zomaar, een toevalligheid, een gerimpelde spanning.”
gerechtsbewaarder: “Wij zijn mensen van gerechtigheid. Was het noodzakelijk dat te doen?”
gezagsdrager: “We moeten de zaden van onrecht aanpakken. Ze zullen verdwijnen net alsof...”
rechter: “We zullen hem moeten controleren op crimineel gedrag. Is de jongen in gevaar?”
advocaat: “Ik heb nog een vraag: waarom er omheen draaien. Het is niet helemaal solide. Bedoelt u god?”
rechter: “Hoe zou u god beschrijven?”
beklaagde: “Zoals uzelf: niet solide, maar toch aanwezig.”
rechter; “Kunt u ons vertellen wat dat is. Is het god?”
beklaagde: “Hoe herkent u god? ”
rechter: “Niets zal u kwaad doen. Wees niet bang. Kunt u met hem spreken, kan hij tot u spreken?”
beklaagde: “Het lijkt erop dat deze god erg gesteld is op zijn kinderen. Het delen van de kracht van deze god lijkt goed te doen.”
gezagsdrager: “Is hij veilig?”
beklaagde: “U zag wat dat ding kan aanrichten.”
gezagsdrager: “Maar ik ben bezorgd.”
beklaagde: “Ik ook.”
vrouw: “Het was een fantastische keuze. Gezien ego's fase in de evolutie kunnen we verschillende waarden uitwisselen?”
man: “We kunnen de onkunde van de wet niet zien als een vorm van verdediging.”
meisje: “Volgens mij houdt god van schoonheid en is er geen mysterie meer als je alles bloot legt. Kijk, we zijn de dingen zat. Nu geloven de mensen niet, maar volgens mij is dat geen reden om iedereen het recht op respect en eigenwaarde te gunnen.”
man: “Ik besef dat ik egoïstisch ben geweest.”
vrouw: “Heb je er over nagedacht.” (...)
vrouw: “En?”
man: “Het doet me denken aan andere tijden. De verloren jaren waar naar hartenlust werd gedanst en gezongen.”
vrouw: “Het blauw. Het is je gelukt.”
vrouw: “De eerste die ik noem, heeft het meeste vooruitgang geboekt.”
vrouw: “Je bent met haar naar bed geweest. Ben je dat weer vergeten.”
man: “Meestal de laatste stuks. Precies.
vrouw: “Je kunt hem niet vertellen van dat meisje.”
man: “Hoe gaan we verder?
vrouw: (verontwaardigd) “We hebben niet iemand omgebracht.”
man: (boos) “Maar als hij denkt dat het jaloezie is?”
vrouw: “Hoe doet mij dat voelen?”
meisje: (verlegen) “Hoe zeldzaam dat is.”
man: “Denk je dat het lukt?”
vrouw: “Ze slaapt nog steeds.”
rechter: “Hoe ging het bij de advocaat?”
beklaagde: “Ze kan nog terugkomen?”
gezagsdrager: “DIT IS WAANZIN”
rechter: “Het is juist logisch. Ik weet dat met gelijke tijd betaald wordt. Het is slechts tijdelijk.”
Meisje: “Ik kan het doen.”
jongen: “Ik wou nog iets zeggen”
meisje: “Doe ik niet moeilijk?” (jongen schudt hoofd)
meisje: “Meen je dat?”
jongen: “Sommige mensen raken afgestompt, maar ze zijn andere mensen. Richt je vooral op de positieven!"
Meisje: “Wat doe je nou?”
rechter: “Zeg het nog eens.”
advocaat: “Je hoeft het niet te doen.”
rechter: “Goed, ik zal je helpen.”
advocaat: “Dat hoef je toch niet te pikken.”
beklaagde: “Ik voel me geen compleet mens meer.”
rechter: “Laat ons je dan helpen.”
beklaagde: “Niemand kan me helpen. Ik moet even alleen zijn.”
rechter: “Is dat de oplossing?”
beklaagde: “Ik denk niet dat ik het nog lang maak, ik kan amper voor mezelf zorgen. Probeer me er niet uit te lullen. Ik ga. Nu.”
man: “Ik ben stom. Ik realiseer me dat ik geen invalshoek heb. Gezien de geschiedenis van provocatie en woorden. Naast dat herinner ik me alles.”
vrouw: “Misschien wel.”
man: “Jawel.”
vrouw: “Ben je al dichter bij de oplossing van je besluit. Misschien moet je gewoon nu gaan.”
man: “Ik al alvast voor mezelf begonnen. Ik weet dat ik egoïstisch was.” vrouw: “Je moet gaan, je verdient het. We kunnen altijd samen zijn. Zonder beloften.” (...)
vrouw: “Je gaat het dus echt doen, he?”
man: “Iedereen heeft een ideaal beeld.”
advocaat: “Met welk plaatje ben je zelf in beeld. Ben jij blij met de keuzes die je hebt gemaakt.”
vrouw: “Dat is een mooi plaatje.”
man: “Ik voel me niet altijd zo.”
advocaat: “Maar dat doe je.”
vrouw: “Je hebt vrede met je verleden en je trekt je bescheiden terug als zaken je niet aangaan.
man: “Er is toch iets mis met dit plaatje.”
advocaat: “Ik heb het gevoel dat ik je heb laten schieten.”
man: “Neeee.”
vrouw: “Als dit allemaal goed afloopt dan. Ik wil je iets vragen.”
man: “Achteraf wist ik dat het geen toeval was. Stap voor stap. Ik heb gezworen dat ik zal doen wat ik te doen heb. Ik heb het duizend keer voorgehouden. Ik ben daarvan in de war. Er is geen, je weet niet waarom er voor je gedacht wordt. Ik vraag om kwaliteit, inclusief blauw.”
Vrouw: “Ja, het is niet echt.”
vrouw: “Alle relaties kennen problemen. Ik heb gelijk, toch?”
man: “Waarom ga jij niet verder met wat jij doet, en ik doe wat ik moet doen en dan zien we vandaar wel of we naar elkaar groeien. Goed?”
vrouw: “Ik wou dat ik het ook niet deed.”
Er was een voorspel geweest, hoewel heel subtiel. Omstanders zouden het niet opgemerkt hebben en ook zijzelf hadden amper door dat het voorspel begonnen was, totdat ze stomend in elkaars armen lagen, elkaar plotseling de kleren van het lijf rukten en probeerden uit alle macht hun verhitte lichamen samen te smelten, wat geheid gelukt zou zijn als ze niet brut onderbroken zouden zijn door hun gevoel voor realiteit (of een tekort aan oprechte romantiek).
“Ik denk dat hij slaap” “Nieuwe stemmen, nieuwe gezichten”
Pas op! Hij is kapot. Is er iets aan te doen? Je maakt je illusies. Ik ben erg in de war op het moment. Ik kan moeilijk bepalen waar de grenzen van de realiteit over gaan in de waanzin. Alle stoppen door, chaos, door het lint. Neen, gecontroleerde gekte bestaat niet. De grenzen opzoeken en dan op tijd weer terugkeren in de zin, de waan achter latend. -
Been I, het derde been, is als een normaal been, als alle benen. Het been loopt en hinkt. Vooral is het een been, het derde been, voor de uitverkorene, de ongenaakbare. Het been staat voor dat wat uitzondering maakt. In het rijk van Been I is alles anders en alles hetzelfde. Woorden zijn woorden en betekenissen zijn betekenissen en toch. De dingen zijn niet wat ze lijken te zijn. De dingen zijn anders. Alle dingen. Ook dit.
-
Vrienden Diafanen. Zij zijn overal en nergens. Zij begeven zich in de menigte en maken kortstondig deel uit van de vreugde. Zij leven van het genot van anderen. Diafanen zijn wonderlijke wezens. Ze zijn te vinden in concertzalen, musea en kermissen, maar ook in de buurt van pasgeboren lammeren en lentebloesem, overal waar vreugde is.
- onder de douche gaan staan met droge handen
- kijken naar de buik van een zwangere vrouw en niets denken
- Je tong uitsteken als je iemand aardig vindt
- Niet denken
- Niets willen
- Steentjes gooien in het water en kijken hoe eenden naarstig zoeken naar broodkruimels
- Alle dingen een fantasienaam geven
- Papiertjes oprapen van straat en zoeken naar een dieper verband
- Een tekening maken
- Brieven schrijven aan jezelf
- Mensen voor oud vuil uitmaken als ze het verdienen
- Willekeurige dingen stapelen
- Naar een slechte film kijken en vervolgens bedenken hoe beter had gekund
- Een glas wijn drinken
- Een vals deuntje fluiten
- Een ritme trommelen op een koektrommel tot iedereen er horendol van wordt en dan verongelijkt zeggen dat ze jouw talent miskennen, de reacties opschrijven en bewaren in de koektrommel
- Bij een concert applaudisseren na het stemmen van de instrumenten
- Een geheimtaal maken die je zelf ook niet begrijpt
- Een maaltijd maken met oneetbare producten
- Onmogelijke vragen stellen en een antwoord eisen -
Erkend of niet erkend daar draait het om. Telkens weer. Is het waar? Is het waan? Of is het beide? De dubbele moraal van het verhaal!
-
(als de mens voor 95% uit zand zou bestaan zouden we in de woestijn zwemmen)
Wat is een zekerheid? Een bewering? Een constatering?
...een wreed man: eerst speelt hij met de poes, aait het, spreekt het toe met lieve woorden om het vervolgens in de vlammen van de haard te werpen, en als ze het vuur ontvlucht duwt hij het terug met een pook.
...het eerste dat bij me opkomt is de leegte van het bestaan of liever gezegd mijn onvermogen om de grote leegte te vullen. Het ligt niet in mijn aard om pessimistich te zijn, om te praten over leegten; de diepe afgronden die aan mijn weerszijden wachten op mijn val. Mijn blik is altijd vooruit gericht op een onhaalbaar ideaalbeeld van mijzelf. Het is beter niet omlaag te kijken want dan volgt onherroepelijk de val.
Mijn gedachten zijn zo sterk dat ik het gevoel heb dat ik ze uitspreek.
Bont is de verbeelding van de eenzame geliefde die prat gaat op zijn onmacht de werkelijkheid te aanvaarden. Komt het door de traagheid dat zijn liefde te vergeefs is ondanks zijn hardnekkig zwijgen en zijn kille eerlijkheid. De maagden in zijn hoofd maken wilde capriolen.
Natuurlijk is het altijd die ander, de medogenloze, de egocentrische, hij die zich verborgen houdt achter een facade van vriendelijkheid, lachend en spottend en die voortdurend op zijn hoede is voor verraad, voor samenzweringen tegen zijn persoon; alert als ik ben laat ik nooit een grimas van mijn ware gezicht zien.
Langzaam kruipen de schaduwen onder het vloerkleed. Zij nestelen zich in het stof dat mijn vader heeft proberen te verbergen. Ik volg de schaduwen met mijn vinger tot ze verdwenen zijn. Dan ineens zie ik het. Er is een schaduw op de deur achtergebleven. Ik kijk naar het vloerkleed waar geen schaduw meer te zien is. Het was een scherpe schaduw, een rechte verticale lijn met links onder een paarsige gloed. Langzaam bewoog ze naar de deurpost en verdwijnt in het donker van het trapgat. De schaduw laat zich de hele avond niet meer zien, maar ook de volgende dag is er geen spoor van de schaduw.
Ik wacht op de avond. Als de schemering valt zit ik op mijn plaats op het tapijt de schaduw op te wachten. De eerste schaduw verschijnt naast de poten van de salontafel en rekt zich uit tot achter in het huis. Op het tapijt en de houten vloer verschijnen de schaduwen die prachtige vormen aannemen, maar ik wacht tevergeefs op die ene schaduw op de deur, ik had te maken met een zeer zelden voorkomende schaduw.
Als we situaties als werkelijk definieren dan zijn deze werkelijk in hun consequenties. Naar wat ik kijk is wat ik zie, niets wat ik zie is waar ik ben.
-
De hoop op versmelting, de eeuwige hoop, het tanend verlangen naar het verenigen der sappen, maar het man-zijn moet in de kamer wachten, met een volle zak, met ballen op springen, tot het vrouw-zijn hem zal verlossen. Het wachten is pijnlijk, mede door de vernederende positie die hij heeft. Hij zou het moeten zijn die het vrouw-zijn aan haar haar een grot in te trekt en haar verschrikkelijk neemt, maar zijn fantastisch verlangen is niet het beeld dat het vrouw-zijn van zichzelf wil zien, laat staan horen uit zijn mond. Adem stokt.
Het vrouw-zijn, zich van geen kwaad bewust, speelt het spel der natuur, omarmt alles dat vrouw-zijn is en speelt met het man-zijn naar believen. Het spel verandert het vrouw-zijn en het man-zijn blijft koortsig verlangen.
Het vrouw-zijn laat een limo komen en organiseert een boodschappenreisje. Het man-zijn mag mee, als hij zin heeft en zin zal hij hebben. Het man-zijn met vertroebelde geest door het hersenloos gekakel van het vrouw-zijn stemt toe en laat zich verleiden tot overdaad. De reis naar de winkels verloopt voorspoedig. Het man-zijn zakt geriefelijk in het leer en laat zich rijden. Hij probeert het vrouw-zijn te naderen maar weet dat hij behoedzaam te werk zal moeten gaan. Hij zal het vrouw-zijn verrassen, dat zal tot tevredenheid stemmen. En hij zal enthousiasme veinzen, hij zal geduldig kijken en luisteren en beoordelen, en hij zal een spiegel zijn voor het vrouw-zijn door te weten wat zij mooi vind en hij zal alleen maar zeggen wat ze horen wil, en dat zijn in mooie woorden omkleedde volzinnen die uit haar eigen brein voortkomen. Het man-zijn zal het spel spelen zoals zij het gespeeld wil hebben. Hij zal haar aanvoelen op elk moment. Hij zal haar lezen en haar voorlezen uit haar eigen memoires en hij zal haar groter maken en geregeld zeggen dat ze geweldig is, als ze geweldig is, maar ook als ze niet geweldig is zal hij zeggen dat zij toch.
En al die tijd knaagt het verlangen, van aanraking..., van geur..., van gevoelen... En de hoop! De hoop van het man-zijn om gretig weerwoord is tevergeefs.
Het vrouw-zijn dicteert het man-zijn en laat hem alleen achter in een kleine bistro terwijl zij zich laat verwennen door de warme handen van de minnaar. Het man-zijn briest, maar laat het stoom niet fluiten. Haar overgave is groot en het man-zijn weet dat zij met haar billen zal draaien en dat ze haar handen langs de binnenzijde van haar haar dijen omhoog zal wrijven en dat de sappen zullen vloeien. Het vrouw-zijn ovuleert. Maar het zijn niet de handen van het man-zijn die haar billen masseren, die met stevige halen haar spieren warmt.
Het man-zijn weet dat het inhouden van zijn emoties en controle over zijn gevoelens zijn enige redding kunnen zijn. Als hij zou verzaken dan zal het vrouw-zijn zich van hem afkeren, zich van hem ontdoen. Hij verzaakt niet maar wijt zich aan zijn taak, haar te aanbidden en te koesteren, haar te beminnen en haar gerust te stellen, dat zij voor hem de enige is, voor altijd.
En terwijl het man-zijn dat denkt, schiet een hevige pijnscheut door zijn liezen, naar zijn aars. Het man-zijn hapt naar adem en verkrampt. De sluitspier rond zijn anus is hard en meedogenloos. De wortel van de penis zet zich schap en de drang tot poepen komt opzetten. Angstvallig kijkt het man-zijn om zich heen, zweetdruppels staan op zijn voorhoofd en met zijn handen vormt hij een kom die hij tegen zijn mond aandrukt. Buiten adem probeert hij rust te krijgen van de hevige kramp van zijn anus spier die niet afneemt. Het man-zijn slaat voorover, zijn hoofd tussen zijn benen en onrustig ademhalend in de kom van zijn handen. Hij zet zich schap.
Het vrouw-zijn kleedt zich, poetst hier en daar wat sporen weg. Tippelend steekt ze de straat over en komt op de bistro aflopen.
Het man-zijn hoort haar binnen komen, en gaat snel overeind zitten en probeert het zweet van zijn voorhoofd te vegen zonder dat het vrouw-zijn het ziet. Het lukt niet. Zijn kleren zijn doorweekt en het enige dat hem te doen staat is de ontlading te zoeken.
Het vrouw-zijn zijgt neer op haar stoel, terwijl hij zwijgend opstaat. Zo normaal mogelijk probeert hij zich naar het toilet te begeven, zich mompelend verontschuldigend. Op het toilet, het man-zijn vloekt ingehouden, rukt hij zijn broek naar beneden en masseert met zijn vingers zijn sluitspier. Met een vinger probeert hij binnen te dringen, maar de spier wijkt niet, lijkt juist strakker te spannen en doet hem naar adem happen.
Weer brengt hij zijn handen naar zijn mond en ademt in en uit in de kom van zijn handen. Zijn gedachten lijken geen vorm aan te kunnen nemen, zij wensen ongeacht te blijven. Paniekerig schudt het man-zijn zijn broek verder naar beneden en voelt steun tegen de koude tegels van het toilet.
Het vrouw-zijn is het shoppen nog lang niet beu. Ze laat het man-zijn voor wat hij is en gaat alleen verder op haar koopjesjacht.
(...)
El Dorado
Het laat zich raden dat ik me zich weldadig voel, bij de teloorgang van El Dorado en ook de kist van Faber moet het ontgelden, want het fortuin dat hij met zich meezeult maakt hem niet gelukkiger alleen vermoeider. Ik predik graag.Het achtergebleven vrouw-zijn bekommert zich in de keuken. Het man-zijn dat in de bibliotheek wordt opgehouden, ruikt de zoete geur die het vrouw-zijn vanuit de keuken verspreidt. Het man-zijn is alert. Beducht voor het vrouw-zijn dat niet winkelt, maar thuis is gebleven om het eten te bereiden. Het man-zijn snuift de zoete geuren diep naar binnen en duizelt gewillig richting keuken. Wijdbeens staat het vrouw-zijn aan het aanrecht. Het scherpe keukenmes blinkt in haar handen. Zorgvuldig legt ze een grote verse prei op de plank en nog voor het mes in het wit van de prei verdwijnt kijkt ze het man-zijn uitdagend aan. Het mes zakt in de prei en een stuk knapt af en verspreid een scherpe lookgeur. Het man-zijn huivert en knijpt de benen bij elkaar.
Het vrouw-zijn bekommert zich niet meer om het man-zijn maar richt zich op het snijden van geurige groenten, het pureren van vruchten en het braden kapoen.
Het zonlicht dat door het keukenraam binnenschijnt verlicht de grenenhouten tafel waaraan het man-zijn, verbouwereerd gaat zitten. Hij kijkt naar het fraaie achterwerk van het vrouw-zijn en droomt zijn dromen, zich warmend door de zon. Het man-zijn gaat verzitten om zijn man-zijn te gerieven, met een (1) hand duwt hij zijn penis recht, die prompt reageert en tegen zijn buik gaat staan. Zijn ontblote eikel geklemd onder de rand van elastiek.
Het vrouw-zijn gaat op in haar bezigheden en het man-zijn bekijkt aandachtig haar bewegen. Zijn fantasie is nog groter dan zijn begeerte.
Ondertussen, op het toilet in de bistro, probeert het man-zijn de kramp onder controle te krijgen niet wetende dat het vrouw-zijn onderwijl alweer vertrokken is. Rustig ademt hij in en uit en maant zijn gedachten tot rust. Maar de hevige kramp wil niet wijken. Een, daarna twee vingers weet hij in zijn anus te duwen, de kringspier masserend, verlangend naar verlossing van de kramp, hij weet dat het nog even zal duren. En dan plotseling, is de kramp weg en kan het man-zijn opstaan. Wankel staat hij op zijn benen en koelt zijn gezicht met koud water.
Dan ziet hij dat het vrouw-zijn vertrokken is, hem met de rekening achterlatend.
-
Derde beens
In de hoogtij dagen van de chotische kerk tijdens een circusvoorstelling in het theater van de gestoorde Clown en de Eenarmige Ballerina breekt Clown zijn been en wordt linea recta Derdebeens. Beendracht maakt macht. Het drama in het theater gaat aan velen voorbij, er wordt immers in de media niet veel aandacht aan geschonken. Er zal een klein bericht in de plaatselijke courant hebben gestaan, maar meer ook niet. Daar ontstaat Been I. Been I waar gaat dat heen en de gestoorden Clown en Ballerina ook, een beetje.
Been I
Een deel van de geschiedenis van Willem Steeper, dat hij schreef op het hoogtepunt van zijn carriere als predikant van de Chotische kerk.
Chotische beweging
Het been Been I kreeg een belangrijke functie bij het beheersen van de almaar uitdijende massa aanhangers van de Chaotische kerk. Het been dat eerst een eigen leven leidt wordt al snel geincorpureert in de Chotische beweging. Vooral het stampende been op het altaar moet grote indruk hebben gemaakt op de volgelingen van de kerk. Been I wordt icoon en weldra zijn velen replica's te vinden en zijn vele aanhangers Derdebeens.
Stabilizerende factor: Been I
De rust die weerkeert na een lange periode van hevige onrust is noodzakelijk voor de vorming van het Rijk. In de spaarzame momenten van betrekkelijke realiteiszin vormt zich een raad van wijzen: de voorloper van de Raad met Opgeheven Kin. Deze groep, die in de hevig woelende massa op de een of andere manier kans zag om samen te klitten en het hoofd boven water wist te houdenen, vormde een nieuwe realiteiszin. Omdat deze zogenaamde realiteiszin nog gebasseerd was op de ervaring van vergaande Maanisme was er weinig samenhang te vinden, maar een begin was gemaakt. Been I speelde vooral een rol als stabiliserende factor.
Chaotisme
De chaos die de Beeldschermenstormn had teweeg gebracht was zo overweldigend en alles vernietigend geweest dat weinig mensen in staat waren geweest het hoofd helder te houden, laat staan boven water te houden. -
Zoals beschreven in de novelle van Willem Steeper, genaamd BEEN I ontvalt de gestoorde clown zijn been, dat vervolgens een geheel eigen leven gaat leiden. De geboorte van Been I gaat gepaard met de opkomst van het de chaotische kerk van diezelfde Willem Steeper. Waar Waan en Waar door elkaar.