Gaandeweg wordt de wereld zwarter om hem heen. Het sprankje hoop dat hij nog heeft, dooft langzaam, maar hij wanhoopt niet. Was dit het dan? Was dit het moment waar hij naar uitgekeken had? Het moment dat hij had gevreesd.
Hij gaat er nog maar eens verzitten, zijn handen gevouwen in zijn schoot, zijn hoofd voorovergebogen alsof hij in slaap is gedut, aandachtig luisterend naar zijn innerlijke stem. Maar er komt niets. Hij is gedachteloos. Hij denkt dat hij zou willen denken, maar niet wat hij zou willen denken. Laat de gedachten maar komen. Maar hij is beland bij een einde.